Artikel 14 (Voldoening schulden nalatenschap door echtgenoot)
1. Indien de nalatenschap overeenkomstig artikel 13 is verdeeld, is de echtgenoot van de erflater tegenover de schuldeisers en tegenover de kinderen verplicht tot voldoening van de schulden der nalatenschap. In de onderlinge verhouding van de echtgenoot en de kinderen komen de schulden der nalatenschap voor rekening van de echtgenoot.
2. Voor schulden van de nalatenschap, alsmede voor schulden van de echtgenoot die konden worden verhaald op de goederen van een gemeenschap waarvan de echtgenoot en de erflater de deelgenoten waren, neemt de schuldeiser in zijn verhaal op de goederen die krachtens artikel 13 lid 2 aan de echtgenoot toebehoren, rang voor degenen die verhaal nemen voor andere schulden van de echtgenoot.
3. Voor schulden van de nalatenschap kunnen de goederen van een kind niet worden uitgewonnen, met uitzondering van de in artikel 13 lid 3 bedoelde geldvordering. Uitwinning van die goederen is wel mogelijk voor zover de geldvordering van het kind is verminderd door betaling of door overdracht van goederen, tenzij het kind goederen van de echtgenoot aanwijst die voldoende verhaal bieden.
4. De uit lid 1, tweede zin, voortvloeiende draagplicht van de echtgenoot geldt mede wanneer de schulden van de nalatenschap de baten overtreffen, onverminderd artikel 184 lid 2.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de nalatenschap overeenkomstig artikel 13 is verdeeld, is de echtgenoot van de erflater tegenover de schuldeisers en tegenover de kinderen verplicht tot voldoening van de schulden der nalatenschap. In de onderlinge verhouding van de echtgenoot en de kinderen komen de schulden der nalatenschap voor rekening van de echtgenoot.
Dit lid bepaalt dat wanneer de nalatenschap verdeeld is conform artikel 13, de echtgenoot van de overledene (erflater) verplicht is jegens de schuldeisers en de kinderen om de schulden van de nalatenschap te voldoen. In de relatie tussen de echtgenoot en de kinderen onderling, draagt de echtgenoot de last van deze schulden.
2. Voor schulden van de nalatenschap, alsmede voor schulden van de echtgenoot die konden worden verhaald op de goederen van een gemeenschap waarvan de echtgenoot en de erflater de deelgenoten waren, neemt de schuldeiser in zijn verhaal op de goederen die krachtens artikel 13 lid 2 aan de echtgenoot toebehoren, rang voor degenen die verhaal nemen voor andere schulden van de echtgenoot.
Dit lid stelt dat schuldeisers met vorderingen uit schulden van de nalatenschap, of schulden van de echtgenoot die verhaalbaar waren op goederen van een gemeenschap tussen de echtgenoot en de erflater, voorrang hebben. Wanneer zij verhaal zoeken op de goederen die de echtgenoot volgens artikel 13 lid 2 heeft verkregen, gaan zij vóór andere schuldeisers die verhaal zoeken voor overige schulden van de echtgenoot.
3. Voor schulden van de nalatenschap kunnen de goederen van een kind niet worden uitgewonnen, met uitzondering van de in artikel 13 lid 3 bedoelde geldvordering. Uitwinning van die goederen is wel mogelijk voor zover de geldvordering van het kind is verminderd door betaling of door overdracht van goederen, tenzij het kind goederen van de echtgenoot aanwijst die voldoende verhaal bieden.
Dit lid bepaalt dat de goederen van een kind niet aangesproken (uitgewonnen) kunnen worden voor schulden van de nalatenschap. Een uitzondering hierop is de geldvordering die het kind heeft op grond van artikel 13 lid 3. Als deze geldvordering is verminderd door betaling of overdracht van goederen door de echtgenoot, dan kunnen de goederen van het kind wel worden uitgewonnen tot de hoogte van die vermindering, tenzij het kind kan aantonen dat er voldoende verhaalbare goederen bij de echtgenoot zijn.
4. De uit lid 1, tweede zin, voortvloeiende draagplicht van de echtgenoot geldt mede wanneer de schulden van de nalatenschap de baten overtreffen, onverminderd artikel 184 lid 2.
Dit lid stelt dat de verplichting van de echtgenoot om de schulden van de nalatenschap intern te dragen (zoals vermeld in de tweede zin van lid 1) ook van toepassing is als de schulden de bezittingen (baten) van de nalatenschap overstijgen. Dit doet geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 184 lid 2.