Terug naar bibliotheek
Boek 4. Erfrecht
Titel 5. Onderscheiden soorten van uiterste wilsbeschikkingen
Afdeling 5. Makingen onder tijdsbepaling en onder voorwaarde
Artikel 138

Artikel 138 (Rechten erfgenaam onder voorwaarde)

Laatste versie

1. Wanneer een erfstelling onder een voorwaarde is gemaakt, wordt degene aan wie het vermaakte tot de vervulling der voorwaarde toekomt, als de uitsluitend rechthebbende aangemerkt voor zover het betreft de door en tegen derden uit te oefenen rechten en rechtsvorderingen.

2. Voor het overige vinden, zolang de vervulling der voorwaarden onzeker is, de wettelijke voorschriften betreffende het vruchtgebruik, zoals geregeld in titel 8 van Boek 3, overeenkomstige toepassing. Dientengevolge is hij verplicht het vermaakte gelijk een vruchtgebruiker te bewaren en in stand te houden, tenzij de erflater hem de bevoegdheid heeft toegekend om de goederen te verteren en onvoorwaardelijk te vervreemden.

3. In geval van een erfstelling onder een ontbindende voorwaarde zonder een daarbij aansluitende erfstelling onder opschortende voorwaarde is hij jegens degene aan wie het vermaakte bij vervulling van de voorwaarde toekomt, bevoegd de goederen te vervreemden en te verteren op dezelfde voet als een vruchtgebruiker aan wie deze bevoegdheid is gegeven, voor zover de erflater niet anders heeft bepaald.

Uitleg in duidelijke taal

1. Wanneer een erfstelling onder een voorwaarde is gemaakt, wordt degene aan wie het vermaakte tot de vervulling der voorwaarde toekomt, als de uitsluitend rechthebbende aangemerkt voor zover het betreft de door en tegen derden uit te oefenen rechten en rechtsvorderingen.

Dit betekent letterlijk: Indien een erfstelling (benoeming tot erfgenaam) afhankelijk is gesteld van een voorwaarde, dan wordt de persoon aan wie het geërfde (het vermaakte) toekomt totdat de voorwaarde is vervuld, beschouwd als de enige rechthebbende (uitsluitend rechthebbende) met betrekking tot de rechten en juridische procedures (rechtsvorderingen) die door en tegen derden kunnen worden ingesteld.

2. Voor het overige vinden, zolang de vervulling der voorwaarden onzeker is, de wettelijke voorschriften betreffende het vruchtgebruik, zoals geregeld in titel 8 van Boek 3, overeenkomstige toepassing. Dientengevolge is hij verplicht het vermaakte gelijk een vruchtgebruiker te bewaren en in stand te houden, tenzij de erflater hem de bevoegdheid heeft toegekend om de goederen te verteren en onvoorwaardelijk te vervreemden.

Dit betekent letterlijk: Voor alle andere aspecten zijn, zolang het onzeker is of de voorwaarde vervuld zal worden, de wettelijke regels over vruchtgebruik (zoals vastgelegd in titel 8 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek) van overeenkomstige toepassing. Als gevolg daarvan (dientengevolge) is deze persoon verplicht om het geërfde (het vermaakte) te bewaren en in goede staat te houden, op dezelfde wijze als een vruchtgebruiker dat zou doen. Dit geldt niet als de erflater hem de bevoegdheid heeft gegeven om de goederen op te maken (te verteren) en zonder voorwaarden te verkopen (onvoorwaardelijk te vervreemden).

3. In geval van een erfstelling onder een ontbindende voorwaarde zonder een daarbij aansluitende erfstelling onder opschortende voorwaarde is hij jegens degene aan wie het vermaakte bij vervulling van de voorwaarde toekomt, bevoegd de goederen te vervreemden en te verteren op dezelfde voet als een vruchtgebruiker aan wie deze bevoegdheid is gegeven, voor zover de erflater niet anders heeft bepaald.

Dit betekent letterlijk: Wanneer er sprake is van een erfstelling onder een ontbindende voorwaarde (een voorwaarde die, indien vervuld, de erfstelling beëindigt) en er is geen direct daaropvolgende erfstelling onder een opschortende voorwaarde (een voorwaarde die, indien vervuld, een andere erfstelling laat ingaan), dan heeft de erfgenaam onder de ontbindende voorwaarde, ten opzichte van de persoon aan wie het geërfde (het vermaakte) toekomt als de voorwaarde wordt vervuld, de bevoegdheid om de goederen te verkopen (te vervreemden) en op te maken (te verteren). Deze bevoegdheid is gelijk aan die van een vruchtgebruiker aan wie deze specifieke bevoegdheid is verleend, tenzij de erflater anders heeft vastgelegd.