Artikel 9 (Natuurlijke en burgerlijke vruchten)
1. Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt.
2. Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt.
3. De afzonderlijke termijnen van een lijfrente gelden als vruchten van het recht op de lijfrente.
4. Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke vrucht een zelfstandig recht door haar opeisbaar worden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt.
Dit lid stelt dat natuurlijke vruchten
gedefinieerd worden als zaken
die volgens verkeersopvatting
(de gangbare maatschappelijke opvatting) als vruchten van andere zaken worden aangemerkt
(beschouwd).
2. Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt.
Dit lid stelt dat burgerlijke vruchten
gedefinieerd worden als rechten
die volgens verkeersopvatting
(de gangbare maatschappelijke opvatting) als vruchten van goederen worden aangemerkt
(beschouwd).
3. De afzonderlijke termijnen van een lijfrente gelden als vruchten van het recht op de lijfrente.
Dit lid stelt dat de afzonderlijke termijnen van een lijfrente
(de periodieke uitkeringen) gelden als vruchten van het recht op de lijfrente
.
4. Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke vrucht een zelfstandig recht door haar opeisbaar worden.
Dit lid bepaalt dat een natuurlijke vrucht
een zelfstandige zaak
wordt door haar afscheiding
(wanneer zij fysiek loskomt van de hoofdzaak), en een burgerlijke vrucht
een zelfstandig recht
wordt door haar opeisbaar worden
(wanneer het recht om de vrucht te vorderen ontstaat).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:1940 - Arrest door gedefungeerde raadsheer nietig; uitleg contract door rechter
Een arrest is nietig als het is vastgesteld nadat een van de raadsheren is gedefungeerd. Ten overvloede oordeelt de Hoge Raad dat een rechter tot een voorlopig oordeel over contractuitleg mag komen op basis van de taalkundige betekenis, zonder dat aanvullende eisen gelden.