Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 1. Algemene bepalingen
Afdeling 1. Begripsbepalingen
Artikel 9

Artikel 9 (Natuurlijke en burgerlijke vruchten)

Laatste versie

1. Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt.

2. Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt.

3. De afzonderlijke termijnen van een lijfrente gelden als vruchten van het recht op de lijfrente.

4. Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke vrucht een zelfstandig recht door haar opeisbaar worden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt.

Dit lid stelt dat natuurlijke vruchten gedefinieerd worden als zaken die volgens verkeersopvatting (de gangbare maatschappelijke opvatting) als vruchten van andere zaken worden aangemerkt (beschouwd).

2. Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt.

Dit lid stelt dat burgerlijke vruchten gedefinieerd worden als rechten die volgens verkeersopvatting (de gangbare maatschappelijke opvatting) als vruchten van goederen worden aangemerkt (beschouwd).

3. De afzonderlijke termijnen van een lijfrente gelden als vruchten van het recht op de lijfrente.

Dit lid stelt dat de afzonderlijke termijnen van een lijfrente (de periodieke uitkeringen) gelden als vruchten van het recht op de lijfrente.

4. Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke vrucht een zelfstandig recht door haar opeisbaar worden.

Dit lid bepaalt dat een natuurlijke vrucht een zelfstandige zaak wordt door haar afscheiding (wanneer zij fysiek loskomt van de hoofdzaak), en een burgerlijke vrucht een zelfstandig recht wordt door haar opeisbaar worden (wanneer het recht om de vrucht te vorderen ontstaat).