Artikel 58 (Bekrachtiging gebrekkige rechtshandeling)
1. Wanneer eerst na het verrichten van een rechtshandeling een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, in de tussen de handeling en de vervulling van het vereiste liggende tijdsruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, is daarmede de rechtshandeling bekrachtigd.
2. Het vorige lid is niet van toepassing op het geval dat een rechtshandeling nietig is als gevolg van handelingsonbekwaamheid van degene die haar heeft verricht en deze vervolgens handelingsbekwaam wordt.
3. Inmiddels verkregen rechten van derden behoeven aan bekrachtiging niet in de weg te staan, mits zij worden geëerbiedigd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Wanneer eerst na het verrichten van een rechtshandeling een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, in de tussen de handeling en de vervulling van het vereiste liggende tijdsruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, is daarmede de rechtshandeling bekrachtigd.
Dit lid bepaalt dat als een wettelijk vereiste voor de geldigheid van een rechtshandeling pas wordt vervuld nadat de rechtshandeling al is verricht, deze rechtshandeling toch bekrachtigd is. Dit geldt indien alle onmiddellijk belanghebbenden, die zich op het ontbreken van dit vereiste (het gebrek) hadden kunnen beroepen, de rechtshandeling in de periode tussen het verrichten ervan en de vervulling van het vereiste als geldig hebben beschouwd (aangemerkt).
2. Het vorige lid is niet van toepassing op het geval dat een rechtshandeling nietig is als gevolg van handelingsonbekwaamheid van degene die haar heeft verricht en deze vervolgens handelingsbekwaam wordt.
Dit lid stelt een uitzondering op de regel in het eerste lid. De bekrachtiging zoals beschreven in het vorige lid vindt niet plaats als een rechtshandeling nietig is omdat de persoon die haar heeft verricht handelingsonbekwaam was, en die persoon later handelingsbekwaam wordt.
3. Inmiddels verkregen rechten van derden behoeven aan bekrachtiging niet in de weg te staan, mits zij worden geëerbiedigd.
Dit lid geeft aan dat rechten die derden in de tussentijd hebben verkregen, de bekrachtiging van de rechtshandeling niet hoeven te verhinderen. Voorwaarde is wel dat deze rechten van derden worden gerespecteerd (geëerbiedigd).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:2036 - Buitenlandse erkenning en verkrijging Nederlanderschap: bezit van staat, bekrachtiging en wettiging
Een naar destijds geldend recht nietige buitenlandse erkenning leidt niet tot verkrijging van het Nederlanderschap. Dit verandert niet door een mogelijke strijd met art. 8 EVRM. Wel kunnen bezit van staat, bekrachtiging of een latere wettiging alsnog tot het Nederlanderschap leiden.