Artikel 55 (Verval bevoegdheid beroep vernietigingsgrond)
1. De bevoegdheid om ter vernietiging van een rechtshandeling een beroep op een vernietigingsgrond te doen vervalt, wanneer hij aan wie deze bevoegdheid toekomt, de rechtshandeling heeft bevestigd, nadat de verjaringstermijn ter zake van de rechtsvordering tot vernietiging op die grond een aanvang heeft genomen.
2. Eveneens vervalt de bevoegdheid om een beroep op een vernietigingsgrond te doen, wanneer een onmiddellijk belanghebbende na de aanvang van de verjaringstermijn aan hem aan wie deze bevoegdheid toekomt een redelijke termijn heeft gesteld om te kiezen tussen bevestiging en vernietiging en deze binnen deze termijn geen keuze heeft gedaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. De bevoegdheid om ter vernietiging van een rechtshandeling een beroep op een vernietigingsgrond te doen vervalt, wanneer hij aan wie deze bevoegdheid toekomt, de rechtshandeling heeft bevestigd, nadat de verjaringstermijn ter zake van de rechtsvordering tot vernietiging op die grond een aanvang heeft genomen.
Dit betekent letterlijk: het recht (de bevoegdheid) om een rechtshandeling te laten vernietigen door een beroep te doen op een vernietigingsgrond, komt te vervallen (bestaat niet meer) indien de persoon aan wie dit recht toekomt, de betreffende rechtshandeling heeft bevestigd. Deze bevestiging moet hebben plaatsgevonden nadat de termijn voor verjaring (verjaringstermijn) met betrekking tot de juridische vordering (rechtsvordering) tot vernietiging op basis van die specifieke grond, is begonnen (een aanvang heeft genomen).
2. Eveneens vervalt de bevoegdheid om een beroep op een vernietigingsgrond te doen, wanneer een onmiddellijk belanghebbende na de aanvang van de verjaringstermijn aan hem aan wie deze bevoegdheid toekomt een redelijke termijn heeft gesteld om te kiezen tussen bevestiging en vernietiging en deze binnen deze termijn geen keuze heeft gedaan.
Dit betekent letterlijk: ook vervalt het recht (de bevoegdheid) om een beroep te doen op een vernietigingsgrond, als een persoon die een direct en actueel belang heeft (onmiddellijk belanghebbende), nadat de verjaringstermijn is begonnen, aan de persoon die het recht tot vernietiging heeft (aan wie deze bevoegdheid toekomt) een redelijke periode (redelijke termijn) heeft gegeven om een keuze te maken tussen het bevestigen van de rechtshandeling of het vernietigen ervan, en deze persoon binnen de gestelde termijn geen keuze heeft gemaakt.