Artikel 45 (Pauliana: vernietiging rechtshandeling benadeling schuldeisers)
1. Indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, is de rechtshandeling vernietigbaar en kan de vernietigingsgrond worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan.
2. Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn.
3. Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voor zover hij aantoont dat hij ten tijde van de verklaring of het instellen van de vordering tot vernietiging niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
4. Een schuldeiser die wegens benadeling tegen een rechtshandeling opkomt, vernietigt deze slechts te zijnen behoeve en niet verder dan nodig is ter opheffing van de door hem ondervonden benadeling.
5. Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op goederen die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd. Ten aanzien van de derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft de vernietiging geen werking voor zover hij aantoont dat hij op het ogenblik dat het goed van hem wordt opgeëist, niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat is.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, is de rechtshandeling vernietigbaar en kan de vernietigingsgrond worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan.
Dit betekent dat als een schuldenaar een rechtshandeling verricht die hij niet verplicht was te doen (een onverplichte rechtshandeling), en hij wist of redelijkerwijs had moeten weten (behoorde te weten) dat deze handeling zou leiden tot benadeling van een of meer van zijn schuldeisers in hun mogelijkheden om hun vorderingen te verhalen (verhaalsmogelijkheden), dan is die rechtshandeling vernietigbaar. De reden voor vernietiging (vernietigingsgrond) kan worden aangevoerd (ingeroepen) door elke schuldeiser die door deze rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden is benadeeld. Het maakt hierbij niet uit (is onverschillig) of de vordering van de schuldeiser al bestond vóór de betreffende rechtshandeling of pas daarna is ontstaan.
2. Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn.
Dit houdt in dat een rechtshandeling waarvoor een tegenprestatie is geleverd (anders dan om niet), en die ofwel door meerdere partijen is aangegaan (meerzijdig) ofwel door één partij is verricht en gericht is tot een of meer specifieke personen (eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht), alleen vanwege benadeling van schuldeisers kan worden vernietigd als ook de partij(en) met wie of tegenover wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of hadden moeten weten (behoorden te weten) dat deze handeling zou leiden tot benadeling van een of meer schuldeisers.
3. Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voor zover hij aantoont dat hij ten tijde van de verklaring of het instellen van de vordering tot vernietiging niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
Dit betekent dat als een rechtshandeling waarvoor geen tegenprestatie is geleverd (om niet) wordt vernietigd omdat deze schuldeisers benadeelt, deze vernietiging geen gevolgen heeft (geen werking) voor de persoon die door de rechtshandeling is bevoordeeld (de bevoordeelde), mits deze bevoordeelde niet wist en ook niet had moeten weten (wist noch behoorde te weten) dat de rechtshandeling tot benadeling van schuldeisers zou leiden. Deze uitzondering geldt echter alleen voor zover de bevoordeelde kan bewijzen (aantoont) dat hij op het moment dat de vernietiging werd verklaard of de vordering tot vernietiging werd ingesteld, geen voordeel (niet gebaat was) meer had als gevolg van die rechtshandeling.
4. Een schuldeiser die wegens benadeling tegen een rechtshandeling opkomt, vernietigt deze slechts te zijnen behoeve en niet verder dan nodig is ter opheffing van de door hem ondervonden benadeling.
Dit houdt in dat een schuldeiser die een rechtshandeling aanvecht (opkomt) omdat deze hem benadeelt, de rechtshandeling alleen vernietigt voor zijn eigen voordeel (te zijnen behoeve). De vernietiging gaat bovendien niet verder dan wat strikt noodzakelijk is om de benadeling die hij specifiek heeft geleden, ongedaan te maken (ter opheffing van de door hem ondervonden benadeling).
5. Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op goederen die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd. Ten aanzien van de derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft de vernietiging geen werking voor zover hij aantoont dat hij op het ogenblik dat het goed van hem wordt opgeëist, niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat is.
Dit betekent dat rechten die door derden (personen die niet direct betrokken waren bij de oorspronkelijke rechtshandeling) te goeder trouw en tegen een tegenprestatie (anders dan om niet) zijn verkregen op goederen die onderdeel waren van de vernietigde rechtshandeling, gerespecteerd (geëerbiedigd) moeten worden. Voor een derde die te goeder trouw iets zonder tegenprestatie (om niet) heeft verkregen, heeft de vernietiging geen effect (geen werking) voor zover deze derde kan aantonen dat hij op het moment dat het goed van hem wordt teruggevorderd (opgeëist), geen voordeel (niet gebaat is) meer heeft als gevolg van de rechtshandeling.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2001:AD4499
ECLI:NL:HR:2009:BF3917
ECLI:NL:HR:2014:415
ECLI:NL:HR:2014:151
ECLI:NL:HR:2001:AD2684
ECLI:NL:HR:2003:AI0369
ECLI:NL:HR:2002:AD9618
ECLI:NL:HR:2013:CA3762
ECLI:NL:HR:2016:2640 - Omvang derdenbescherming beslaglegger bij onjuiste registers (art. 3:36 BW)
Een beslaglegger kan zich beroepen op art. 3:36 BW, maar deze bescherming is beperkt. Het dekt de beslaglegging als bewarende maatregel, maar strekt niet tot de executie van het goed als de beslaglegger voor de executie de ware rechtstoestand te weten komt.