Artikel 41 (Partiële nietigheid rechtshandeling onverbrekelijk verband)
Betreft een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling, dan blijft deze voor het overige in stand, voor zover dit, gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat.
Uitleg in duidelijke taal
Betreft een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling, dan blijft deze voor het overige in stand, voor zover dit, gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat.
Dit artikel stelt dat indien een reden voor ongeldigheid (een grond van nietigheid) slechts een gedeelte van een rechtshandeling raakt, de rechtshandeling voor het overige deel geldig blijft (in stand blijft). Dit is het geval, tenzij dit overige deel, gelet op de inhoud en de bedoeling (strekking) van de rechtshandeling, niet losgekoppeld kan worden van het ongeldige (nietige) deel, omdat het daarmee in een onverbrekelijk verband staat.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:1677 - Ambtshalve toetsing en sanctionering van informatieplichten bij consumentenovereenkomsten op afstand
De Hoge Raad oordeelt dat de rechter ambtshalve moet toetsen of de handelaar heeft voldaan aan specifieke en essentiële informatieplichten bij overeenkomsten op afstand. Bij een ernstige schending kan de rechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, bijvoorbeeld door een prijsvermindering op te leggen.
ECLI:NL:HR:2014:1385
ECLI:NL:HR:2013:2123
ECLI:NL:HR:2018:1027 - Bewijswaardering geluidsopname en voordeelstoerekening bij onrechtmatig handelen
De Hoge Raad oordeelt dat een bewijsoordeel onbegrijpelijk is als niet blijkt hoe eerder relevant geacht bewijs (zoals een geluidsopname) is gewogen. Daarnaast bevestigt de Raad dat een voordeel verkregen van een derde, zoals een contractuele boete, voor voordeelstoerekening in aanmerking kan komen.
ECLI:NL:HR:2023:426 - Uitzendbeding bij ziekte: fictief verzoek inlener in CAO is nietig
Een CAO-bepaling die stelt dat een uitzendovereenkomst bij ziekmelding eindigt door een fictief beëindigingsverzoek van de inlener, is nietig. Voor een rechtsgeldig einde van de uitzendovereenkomst op grond van het uitzendbeding is een daadwerkelijk verzoek van de inlener vereist.