Artikel 35 (Gerechtvaardigd vertrouwen bij wilsontbreken)
Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
Uitleg in duidelijke taal
Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
Dit betekent letterlijk: Als iemand een verklaring of gedraging van een ander heeft opgevat overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, en dit opvatte als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, dan kan die ander er geen beroep op doen dat zijn wil niet overeenstemde met deze verklaring.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:BY6108 - Koot Beheer/Tideman: de Hoge Raad verlaat het 'toedoencriterium' voor boedelschulden - 18 april 2013
De Hoge Raad preciseert wanneer een schuld als boedelschuld kwalificeert. Een vordering wegens opleveringsschade na beëindiging van een huurovereenkomst door de curator is geen boedelschuld, omdat de verplichting voortvloeit uit de huurovereenkomst en niet voldoet aan de criteria voor boedelschulden.
ECLI:NL:HR:2007:BA9610 - Hoge Raad - 20 september 2007
ECLI:NL:HR:2001:AD5352 - Hoge Raad - 20 december 2001
ECLI:NL:HR:2013:BY4279 - Verdeling huwelijksgemeenschap: peildatum waardering en rente over overbedelingsvordering - 7 februari 2013
Een feitelijke verdeling impliceert niet automatisch een juridische verdeling ex artikel 3:182 BW. Voor de waarderingspeildatum is wilsovereenstemming over de financiële consequenties vereist. Een rentevergoeding over een overbedelingsvordering is, zonder verzuim, niet op basis van redelijkheid en billijkheid mogelijk; artikel 6:119 BW is leidend.
ECLI:NL:HR:2018:2043 - Haviltex en motiveringsplicht bij uitleg overeenkomst en onrechtmatige daad - 1 november 2018
De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof omdat het onvoldoende gemotiveerd is. Het hof heeft de Haviltex-maatstaf onjuist toegepast door relevante stellingen over een lastgevingsconstructie en een onrechtmatige daad wegens tegenstrijdig belang niet kenbaar in zijn beoordeling te betrekken.
ECLI:NL:HR:2017:315 - Uitleg financieringsvoorbehoud: wilsvertrouwensleer gaat voor zuiver taalkundige betekenis - 23 februari 2017
Bij de uitleg van een beroep op een ontbindende voorwaarde, zoals een financieringsvoorbehoud, is de wilsvertrouwensleer (art. 3:33/3:35 BW) beslissend. Alle omstandigheden zijn van belang; er komt geen beslissend gewicht toe aan de puur taalkundige betekenis, ook niet als uitgangspunt.
ECLI:NL:HR:2004:AP1435 - Hoge Raad - 21 oktober 2004
ECLI:NL:HR:2005:AS8387 - Hoge Raad - 9 juni 2005
ECLI:NL:HR:2017:2905 - Aanzegging als opzegging en overgangsrecht bij opvolgend werkgeverschap - 16 november 2017
Een mededeling van een werkgever kan als opzegging gelden, zelfs als deze is bedoeld als aanzegging. Bij de beoordeling van opvolgend werkgeverschap (WWZ) voor werkgeverswisselingen vóór 1 juli 2015 geldt nog het oude 'zodanige banden'-criterium, ook voor de transitievergoeding.