Artikel 323 (Verjaring rechtsvordering en zekerheidsrechten)
1. Door voltooiing van de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gaan de pand- of hypotheekrechten die tot zekerheid daarvan strekken, teniet.
2. Nochtans verhindert de verjaring niet dat het pandrecht op het verbonden goed wordt uitgeoefend, indien dit bestaat in een roerende zaak of een recht aan toonder of order en deze zaak of het toonder- of orderpapier in de macht van de pandhouder of een derde is gebracht.
3. De rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis tot zekerheid waarvan een hypotheek strekt, verjaart niet voordat twintig jaren zijn verstreken na de aanvang van de dag volgend op die waarop de hypotheek aan de verbintenis is verbonden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Door voltooiing van de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gaan de pand- of hypotheekrechten die tot zekerheid daarvan strekken, teniet.
Dit betekent dat wanneer de periode van verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis is voltooid, de pand- of hypotheekrechten die dienden tot zekerheid van die verbintenis, tenietgaan (ophouden te bestaan).
2. Nochtans verhindert de verjaring niet dat het pandrecht op het verbonden goed wordt uitgeoefend, indien dit bestaat in een roerende zaak of een recht aan toonder of order en deze zaak of het toonder- of orderpapier in de macht van de pandhouder of een derde is gebracht.
Dit lid stelt echter dat de verjaring niet voorkomt dat het pandrecht op het verbonden goed kan worden uitgeoefend, indien dit pandrecht betrekking heeft op een roerende zaak of een recht aan toonder of order, en deze zaak of het toonder- of orderpapier fysiek in de macht van de pandhouder of een derde is gebracht.
3. De rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis tot zekerheid waarvan een hypotheek strekt, verjaart niet voordat twintig jaren zijn verstreken na de aanvang van de dag volgend op die waarop de hypotheek aan de verbintenis is verbonden.
Dit lid bepaalt dat de rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis, die tot zekerheid is verzekerd met een hypotheek, pas verjaart nadat er twintig jaren zijn verstreken. Deze termijn van twintig jaar begint te lopen vanaf de aanvang van de dag die volgt op de dag waarop de hypotheek aan de verbintenis is verbonden.