Burgerlijk Wetboek Boek 3

1. De rechter mag niet ambtshalve het middel van verjaring toepassen.

Dit lid bepaalt dat de rechter het middel van verjaring niet ambtshalve mag toepassen. De term ambtshalve betekent hier: niet uit eigen beweging of op eigen initiatief van de rechter.

2. Afstand van verjaring geschiedt door een verklaring van hem die de verjaring kan inroepen.

Dit lid stelt dat afstand van verjaring geschiedt (plaatsvindt) door een verklaring van hem die de verjaring kan inroepen. Hem die de verjaring kan inroepen verwijst naar de persoon die gerechtigd is een beroep te doen op de verjaring.

3. Voordat de verjaring voltooid is, kan geen afstand van verjaring worden gedaan.

Dit lid verduidelijkt dat geen afstand van verjaring kan worden gedaan voordat de verjaring voltooid is. Voltooid betekent in deze context dat de verjaringstermijn volledig is verstreken.