Artikel 316 (Stuiting verjaring door eis, rechtsvervolging, bindend advies)
1. De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt.
2. Leidt een ingestelde eis niet tot toewijzing, dan is de verjaring slechts gestuit, indien binnen zes maanden, nadat het geding door het in kracht van gewijsde gaan van een uitspraak of op andere wijze is geëindigd, een nieuwe eis wordt ingesteld en deze alsnog tot toewijzing leidt. Wordt een daad van rechtsvervolging ingetrokken, dan stuit zij de verjaring niet.
3. De verjaring van een rechtsvordering wordt ook gestuit door een handeling, strekkende tot verkrijging van een bindend advies, mits van die handeling met bekwame spoed mededeling wordt gedaan aan de wederpartij en zij tot verkrijging van een bindend advies leidt. Is dit laatste niet het geval, dan is het vorige lid van overeenkomstige toepassing.
4. De verjaring van een rechtsvordering wordt ook gestuit door een ingestelde eis die niet tot toewijzing leidt, indien:
a) het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op grond van artikel 1052, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan; of b) de rechter zich onbevoegd heeft verklaard op grond van artikel 1022, eerste lid, 1067 of 1074d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt.
Dit betekent letterlijk dat de verjaring van een rechtsvordering wordt onderbroken (gestuit) wanneer de gerechtigde (de persoon die het recht heeft) een eis instelt. De verjaring wordt eveneens gestuit door elke andere daad van rechtsvervolging die door de gerechtigde wordt ondernomen, mits deze daad in de voorgeschreven (vereiste) vorm plaatsvindt.
2. Leidt een ingestelde eis niet tot toewijzing, dan is de verjaring slechts gestuit, indien binnen zes maanden, nadat het geding door het in kracht van gewijsde gaan van een uitspraak of op andere wijze is geëindigd, een nieuwe eis wordt ingesteld en deze alsnog tot toewijzing leidt. Wordt een daad van rechtsvervolging ingetrokken, dan stuit zij de verjaring niet.
Dit betekent letterlijk: Indien een ingestelde eis niet leidt tot een beslissing waarbij de eis wordt toegekend (toewijzing), dan is de verjaring alleen onderbroken (gestuit) onder de volgende voorwaarde: binnen zes maanden nadat de juridische procedure (het geding) is beëindigd doordat een uitspraak definitief is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan) of op een andere manier is geëindigd, moet een nieuwe eis worden ingesteld. Bovendien moet deze nieuwe eis alsnog leiden tot toewijzing. Als een daad van rechtsvervolging wordt teruggenomen (ingetrokken), dan onderbreekt (stuit) deze de verjaring niet.
3. De verjaring van een rechtsvordering wordt ook gestuit door een handeling, strekkende tot verkrijging van een bindend advies, mits van die handeling met bekwame spoed mededeling wordt gedaan aan de wederpartij en zij tot verkrijging van een bindend advies leidt. Is dit laatste niet het geval, dan is het vorige lid van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent letterlijk dat de verjaring van een rechtsvordering ook wordt onderbroken (gestuit) door een handeling die gericht is op (strekkende tot) het verkrijgen van een bindend advies. Dit geldt op voorwaarde dat (mits) de wederpartij met passende snelheid (met bekwame spoed) op de hoogte wordt gesteld van deze handeling én de handeling daadwerkelijk leidt tot het verkrijgen van een bindend advies. Als niet aan deze laatste voorwaarde wordt voldaan (de handeling leidt niet tot een bindend advies), dan is het tweede lid van dit artikel op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) van toepassing.
4. De verjaring van een rechtsvordering wordt ook gestuit door een ingestelde eis die niet tot toewijzing leidt, indien:
Dit betekent letterlijk dat de verjaring van een rechtsvordering ook wordt onderbroken (gestuit) door een ingestelde eis die niet tot een toewijzing leidt, in de volgende gevallen:
a) het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op grond van artikel 1052, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan; of
Dit betekent letterlijk: indien het scheidsgerecht heeft geoordeeld (zich heeft verklaard) dat het niet bevoegd is om de zaak te behandelen, op basis van (op grond van) artikel 1052, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en deze uitspraak definitief is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan); of
b) de rechter zich onbevoegd heeft verklaard op grond van artikel 1022, eerste lid, 1067 of 1074d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit betekent letterlijk: indien de rechter heeft geoordeeld (zich heeft verklaard) dat hij niet bevoegd is om de zaak te behandelen, op basis van (op grond van) artikel 1022, eerste lid, artikel 1067 of artikel 1074d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en deze uitspraak definitief is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:3593
ECLI:NL:HR:2015:3018
ECLI:NL:HR:2017:936 - Stuiting verjaring door collectieve actie duurt voort tot WCAM-beslissing
Een collectieve actie stuit de verjaring voor vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. Deze stuitende werking eindigt niet bij de schikking, maar pas met de rechterlijke beslissing op het WCAM-verzoek. De termijn van art. 3:316 lid 2 BW vangt pas dan aan.