Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 11. Rechtsvorderingen
Artikel 305a

Artikel 305a (Collectieve vorderingen en ontvankelijkheidseisen)

Laatste versie

1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd.

2. De belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn voldoende gewaarborgd, wanneer de rechtspersoon als bedoeld in lid 1, voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen en beschikt over:

a. een toezichthoudend orgaan; b. passende en doeltreffende mechanismen voor de deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt; c. voldoende middelen om de kosten voor het instellen van een rechtsvordering te dragen, waarbij de zeggenschap over de rechtsvordering in voldoende mate bij de rechtspersoon ligt; d. een algemeen toegankelijke internetpagina, waarop de volgende informatie beschikbaar is:

1°. de statuten van de rechtspersoon; 2°. de bestuursstructuur van de rechtspersoon; 3°. de laatst vastgestelde jaarlijkse verantwoording op hoofdlijnen van het toezichthoudend orgaan over het door haar uitgevoerde toezicht; 4°. het laatst vastgestelde bestuursverslag; 5°. de bezoldiging van bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan; 6°. de doelstellingen en werkwijzen van de rechtspersoon; 7°. een overzicht van de stand van zaken in lopende procedures en de resultaten daarvan; 8°. indien een bijdrage wordt gevraagd van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt: inzicht in de berekening van deze bijdrage; 9°. een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij de rechtspersoon en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen beëindigen;

e. voldoende ervaring en deskundigheid ten aanzien van het instellen en voeren van de rechtsvordering; f. een financiering van de rechtsvordering die niet afkomstig is van een financier die een concurrent is van degene tegen wie de rechtsvordering zich richt of van een financier die afhankelijk is van degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, indien het gaat om een rechtsvordering ter bescherming van een belang als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2020/1828 (richtlijn) van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn) (PbEU 2020, L 409).

3. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is slechts ontvankelijk indien:

a. de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en hun opvolgers, geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben, dat via de rechtspersoon wordt gerealiseerd; b. de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft. Van een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer is sprake, wanneer:

1°. de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of 2°. degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in Nederland heeft en bijkomende omstandigheden wijzen op voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer; of 3°. de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering betrekking heeft, in Nederland heeft of hebben plaatsgevonden;

c. de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken. Een termijn van twee weken na de ontvangst door de verweerder van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, is daarvoor in elk geval voldoende.

4. Een rechtsvordering als bedoeld in lid 1 kan strekken tot veroordeling van de verweerder tot het openbaar maken of laten openbaar maken van de uitspraak, zulks op een door de rechter te bepalen wijze en op kosten van de door de rechter aan te geven partij of partijen.

5. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 stelt een bestuursverslag en een jaarrekening op overeenkomstig het bepaalde voor verenigingen en stichtingen in respectievelijk de artikelen 49 en 300 en in Titel 9 van Boek 2. Onverminderd het in titel 9 bepaalde, wordt het bestuursverslag binnen acht dagen na vaststelling op de algemene toegankelijke internetpagina van de rechtspersoon gepubliceerd.

6. De rechter kan een rechtspersoon als bedoeld in lid 1, ontvankelijk verklaren, zonder dat aan de vereisten van lid 2, onderdelen a tot en met e, en lid 5 behoeft te zijn voldaan, wanneer de rechtsvordering wordt ingesteld met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang of wanneer de aard van de vordering van de rechtspersoon als bedoeld in lid 1 of van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, daartoe aanleiding geeft. Bij toepassing van dit lid kan de rechtsvordering niet strekken tot schadevergoeding in geld. Voor de toepassing van dit lid op een rechtsvordering ter bescherming van een belang als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2020/1828 (richtlijn) van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn) (PbEU 2020, L 409), moet wel zijn voldaan aan de vereisten van lid 2, onderdelen c en d, aanhef en onder 7° en 8°.

7. Er is een centraal register voor collectieve vorderingen als bedoeld in dit artikel. Dit register wordt gehouden door een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd.

Dit betekent dat een stichting of vereniging die volledig bevoegd is om rechtshandelingen te verrichten (volledige rechtsbevoegdheid heeft), een juridische procedure (rechtsvordering) kan starten. Deze procedure moet gericht zijn op het beschermen van de belangen van een groep andere personen, wanneer deze belangen overeenkomstig zijn (gelijksoortig). Dit is alleen toegestaan als de stichting of vereniging volgens haar eigen regels (statuten) deze belangen officieel vertegenwoordigt (behartigt) en als de bescherming van deze belangen goed geregeld is (voldoende zijn gewaarborgd).

2. De belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn voldoende gewaarborgd, wanneer de rechtspersoon als bedoeld in lid 1, voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen en beschikt over:

Dit lid verduidelijkt wanneer de belangen van de personen voor wie de rechtsvordering wordt ingesteld, als voldoende gewaarborgd worden beschouwd. Dit is het geval als de rechtspersoon (de stichting of vereniging uit lid 1) de groep personen goed vertegenwoordigt (voldoende representatief is). Hierbij wordt gekeken naar de grootte en samenstelling van de groep die zij vertegenwoordigt (de achterban) en de omvang van de claims (vorderingen) die worden ingediend. Bovendien moet de rechtspersoon beschikken over de hieronder genoemde zaken:

a. een toezichthoudend orgaan, tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 44a lid 1 of artikel 291a lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

Dit betekent dat de rechtspersoon een orgaan moet hebben dat toezicht houdt, behalve als de rechtspersoon al voldoet aan specifieke andere wettelijke regelingen voor toezicht zoals genoemd in artikel 44a lid 1 (voor verenigingen) of artikel 291a lid 1 (voor stichtingen) van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

b. passende en doeltreffende mechanismen voor de deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt;

Dit houdt in dat de rechtspersoon geschikte en effectieve manieren (passende en doeltreffende mechanismen) moet hebben waarmee de personen, wiens belangen beschermd worden door de rechtsvordering, kunnen meedoen aan of vertegenwoordigd zijn bij het nemen van besluiten.

c. voldoende middelen om de kosten voor het instellen van een rechtsvordering te dragen, waarbij de zeggenschap over de rechtsvordering in voldoende mate bij de rechtspersoon ligt;

Dit betekent dat de rechtspersoon genoeg geld (voldoende middelen) moet hebben om de kosten van de juridische procedure te betalen. Daarbij moet de rechtspersoon zelf voldoende controle (zeggenschap) hebben over de rechtsvordering.

d. een algemeen toegankelijke internetpagina, waarop de volgende informatie beschikbaar is:

Dit vereist dat de rechtspersoon een website heeft die voor iedereen toegankelijk is. Op deze website moet de hieronder gespecificeerde informatie te vinden zijn:

1°. de statuten van de rechtspersoon;

Dit zijn de officiële regels en grondslagen van de rechtspersoon.

2°. de bestuursstructuur van de rechtspersoon;

Dit geeft aan hoe het bestuur van de rechtspersoon is georganiseerd.

3°. de laatst vastgestelde jaarlijkse verantwoording op hoofdlijnen van het toezichthoudend orgaan over het door haar uitgevoerde toezicht;

Dit is het meest recente jaarverslag van het toezichthoudend orgaan, waarin in grote lijnen wordt beschreven welk toezicht is uitgevoerd.

4°. het laatst vastgestelde bestuursverslag;

Dit is het meest recente verslag van het bestuur over de activiteiten en het beleid.

5°. de bezoldiging van bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan;

Dit betreft informatie over het salaris en andere vergoedingen (bezoldiging) van de bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan.

6°. de doelstellingen en werkwijzen van de rechtspersoon;

Dit beschrijft wat de rechtspersoon wil bereiken en hoe zij te werk gaat.

7°. een overzicht van de stand van zaken in lopende procedures en de resultaten daarvan;

Dit is een update over de voortgang van rechtszaken die nog bezig zijn en de uitkomsten van afgeronde procedures.

8°. indien een bijdrage wordt gevraagd van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt: inzicht in de berekening van deze bijdrage;

Dit betekent dat als de personen voor wie de rechtsvordering is bedoeld een financiële bijdrage moeten leveren, er duidelijkheid moet zijn over hoe dit bedrag is berekend.

9°. een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij de rechtspersoon en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen beëindigen;

Dit beschrijft hoe de betrokken personen zich kunnen aanmelden bij de rechtspersoon (om deel te nemen aan de collectieve actie) en hoe zij hun deelname weer kunnen stoppen.

e. voldoende ervaring en deskundigheid ten aanzien van het instellen en voeren van de rechtsvordering;

Dit vereist dat de rechtspersoon genoeg ervaring en kennis heeft om een juridische procedure te starten en te voeren.

f. een financiering van de rechtsvordering die niet afkomstig is van een financier die een concurrent is van degene tegen wie de rechtsvordering zich richt of van een financier die afhankelijk is van degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, indien het gaat om een rechtsvordering ter bescherming van een belang als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2020/1828 (richtlijn) van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn) (PbEU 2020, L 409).

Dit betekent dat het geld voor de rechtsvordering niet mag komen van een partij die concurreert met de partij waartegen de zaak is aangespannen, of van een financier die afhankelijk is van die partij. Deze regel geldt specifiek voor rechtsvorderingen die vallen onder Richtlijn (EU) 2020/1828, die representatieve vorderingen ter bescherming van collectieve consumentenbelangen regelt.

3. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is slechts ontvankelijk indien:

Dit lid stelt dat een rechtspersoon (zoals genoemd in lid 1) alleen een rechtsvordering mag instellen (ontvankelijk is) als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en hun opvolgers, geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben, dat via de rechtspersoon wordt gerealiseerd;

Dit betekent dat de bestuurders die de rechtspersoon hebben opgericht, en de bestuurders die hen opvolgen, niet direct of indirect persoonlijk financieel gewin (winstoogmerk) mogen nastreven dat via de activiteiten van de rechtspersoon wordt behaald.

b. de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft. Van een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer is sprake, wanneer:

Dit vereist dat de juridische procedure een duidelijke en sterke connectie (voldoende nauwe band) heeft met Nederland en het Nederlandse rechtssysteem. Een dergelijke band bestaat in de volgende situaties:

1°. de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of

De rechtspersoon moet overtuigend kunnen aantonen (genoegzaam aannemelijk maken) dat de meeste personen voor wie de rechtsvordering is bedoeld, normaal gesproken in Nederland wonen (gewone verblijfplaats hebben).

2°. degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in Nederland heeft en bijkomende omstandigheden wijzen op voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer; of

De partij waartegen de rechtsvordering is gericht (de verweerder), woont of is gevestigd in Nederland, en er zijn aanvullende factoren (bijkomende omstandigheden) die een sterke connectie met Nederland aantonen.

3°. de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering betrekking heeft, in Nederland heeft of hebben plaatsgevonden;

De feiten of gebeurtenissen die de aanleiding vormen voor de rechtsvordering, zijn in Nederland gebeurd.

c. de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken. Een termijn van twee weken na de ontvangst door de verweerder van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, is daarvoor in elk geval voldoende.

Dit betekent dat de rechtspersoon, gezien de situatie, redelijke inspanningen moet hebben geleverd om via overleg met de tegenpartij (de verweerder) tot een oplossing te komen voor datgene wat wordt geëist (het gevorderde). Als de rechtspersoon de verweerder een verzoek tot overleg stuurt waarin duidelijk staat wat er wordt geëist, wordt een periode van twee weken na ontvangst van dit verzoek door de verweerder als een voldoende lange termijn voor dit overleg beschouwd.

4. Een rechtsvordering als bedoeld in lid 1 kan strekken tot veroordeling van de verweerder tot het openbaar maken of laten openbaar maken van de uitspraak, zulks op een door de rechter te bepalen wijze en op kosten van de door de rechter aan te geven partij of partijen.

Dit lid stelt dat een rechtsvordering zoals omschreven in lid 1, ook kan inhouden dat de rechter de tegenpartij (verweerder) veroordeelt om de rechterlijke uitspraak publiek bekend te maken. De rechter bepaalt hoe dit moet gebeuren en wie de kosten hiervoor moet dragen.

5. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 stelt een bestuursverslag en een jaarrekening op overeenkomstig het bepaalde voor verenigingen en stichtingen in respectievelijk de artikelen 49 en 300 en in Titel 9 van Boek 2. Onverminderd het in titel 9 bepaalde, wordt het bestuursverslag binnen acht dagen na vaststelling op de algemene toegankelijke internetpagina van de rechtspersoon gepubliceerd.

Dit betekent dat een rechtspersoon zoals bedoeld in lid 1, een bestuursverslag en een financieel jaarverslag (jaarrekening) moet opstellen. Dit moet gebeuren volgens de regels die gelden voor verenigingen (artikel 49 van Boek 2 BW) en stichtingen (artikel 300 en Titel 9 van Boek 2 BW). Los van wat Titel 9 hierover verder bepaalt, moet het bestuursverslag binnen acht dagen nadat het officieel is goedgekeurd (vastgesteld), gepubliceerd worden op de voor iedereen toegankelijke website van de rechtspersoon.

6. De rechter kan een rechtspersoon als bedoeld in lid 1, ontvankelijk verklaren, zonder dat aan de vereisten van lid 2, onderdelen a tot en met e, en lid 5 behoeft te zijn voldaan, wanneer de rechtsvordering wordt ingesteld met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang of wanneer de aard van de vordering van de rechtspersoon als bedoeld in lid 1 of van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, daartoe aanleiding geeft. Bij toepassing van dit lid kan de rechtsvordering niet strekken tot schadevergoeding in geld. Voor de toepassing van dit lid op een rechtsvordering ter bescherming van een belang als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2020/1828 (richtlijn) van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn) (PbEU 2020, L 409), moet wel zijn voldaan aan de vereisten van lid 2, onderdelen c en d, aanhef en onder 7° en 8°.

Dit lid geeft de rechter de mogelijkheid om een rechtspersoon (zoals bedoeld in lid 1) toch ontvankelijk te verklaren (toe te staan de procedure te voeren), zelfs als niet aan alle eisen uit lid 2, onderdelen a tot en met e (o.a. toezichthoudend orgaan, participatiemechanismen, middelen, website, ervaring) en lid 5 (bestuursverslag en jaarrekening) is voldaan. Dit kan als de rechtsvordering wordt ingesteld voor een niet-commercieel, goed doel (ideëel doel) en er slechts een heel klein geldbedrag mee gemoeid is (zeer beperkt financieel belang), of als de specifieke aard van de vordering of de belangen van de beschermde personen dit rechtvaardigt. Als dit lid wordt toegepast, kan de rechtsvordering niet leiden tot een eis voor schadevergoeding in geld. Als dit lid wordt toegepast op een rechtsvordering die onder de eerdergenoemde EU-Richtlijn 2020/1828 valt, moet echter wél voldaan zijn aan de eisen uit lid 2, onderdeel c (voldoende middelen) en lid 2, onderdeel d, specifiek de punten 7° (overzicht procedures) en 8° (inzicht in bijdrageberekening).

7. Er is een centraal register voor collectieve vorderingen als bedoeld in dit artikel. Dit register wordt gehouden door een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie.

Dit lid stelt dat er een landelijk register (centraal register) bestaat voor collectieve vorderingen die onder dit artikel vallen. Een door de overheid via een algemene maatregel van bestuur aangewezen organisatie is verantwoordelijk voor het bijhouden van dit register.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad145x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3018

ECLI:NL:HR:2015:30189 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 11 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Financieel Recht, Personen En Familierecht
Hoge Raad121x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH2162

ECLI:NL:HR:2009:BH216227 november 2009Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad101x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:936 - Stuiting verjaring door collectieve actie duurt voort tot WCAM-beslissing

ECLI:NL:HR:2017:93619 mei 2017Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een collectieve actie stuit de verjaring voor vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. Deze stuitende werking eindigt niet bij de schikking, maar pas met de rechterlijke beslissing op het WCAM-verzoek. De termijn van art. 3:316 lid 2 BW vangt pas dan aan.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Personen En Familierecht
Hoge Raad92x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:976 - FNV/Pontmeyer: Wanneer een gedragslijn een vaste arbeidsvoorwaarde wordt

ECLI:NL:HR:2018:97622 juni 2018Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad vernietigt een arrest wegens schending van het onmiddellijkheidsbeginsel. Ten overvloede formuleert de Raad gezichtspunten om te bepalen of een door de werkgever gevolgde gedragslijn, zoals een periodieke loonsverhoging, is overgegaan in een voor de werknemer afdwingbare arbeidsvoorwaarde.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Arbeidsrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad80x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AU3713

ECLI:NL:HR:2005:AU371323 december 2005Dit wetsartikel wordt 14 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad84x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1830 - Eenzijdige rentewijziging: oneerlijkheidstoets vereist meewegen van alle bedingen

ECLI:NL:HR:2019:183022 november 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Bij de beoordeling of een beding voor eenzijdige rentewijziging oneerlijk is, moeten alle omstandigheden worden meegewogen. Met name het recht van de consument om de lening kosteloos af te lossen of om te zetten, is een relevant beding dat in de cumulatieve beoordeling moet worden betrokken.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Europees Civiel Recht
Hoge Raad77x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3399

ECLI:NL:HR:2015:339927 november 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad73x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:769 - Erfpacht Amsterdam: Grenzen ambtshalve toetsing en geldigheid canonherziening

ECLI:NL:HR:2016:76929 april 2016Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De verplichting voor de rechter om algemene voorwaarden ambtshalve op onredelijkheid te toetsen conform Richtlijn 93/13/EEG geldt niet voor erfpachtovereenkomsten gesloten vóór 31 december 1994. Een canonherzieningsbepaling door deskundigen voldoet aan het bepaalbaarheidsvereiste en is geen geschilbeslechting.

Civiel RechtGoederenrecht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Europees Civiel Recht, Vastgoedrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad65x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:2006

ECLI:NL:HR:2019:200620 december 2019Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak

Klimaatzaak Urgenda, Urgenda Arrest

Hoge Raad69x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1107 - Zorgplicht bank bij hypothecair krediet vóór wettelijke overkrediteringsnormen

ECLI:NL:HR:2017:110716 juni 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Banken hadden ook vóór 2006 een ongeschreven zorgplicht om overkreditering bij hypotheken te voorkomen via een inkomens- en vermogenstoets. Schending van deze onderzoeksplicht is op zichzelf niet onrechtmatig; er moet ook daadwerkelijk sprake zijn van overkreditering volgens de destijds geldende normen.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Vastgoedrecht