Artikel 287 (Voorrecht schadevergoeding op aansprakelijkheidsverzekering)
1. De vordering tot vergoeding van schade is bevoorrecht op de vordering die de schuldenaar uit hoofde van verzekering van zijn aansprakelijkheid op de verzekeraar mocht hebben, voor zover deze vordering de verplichting tot vergoeding van deze schade betreft.
2. De schuldeiser kan zijn vordering verhalen op de vordering waarop het voorrecht rust, zonder dat hem andere rechten van derden op deze laatste vordering dan het ingevolge artikel 936 lid 2 van Boek 7 aan de tussenpersoon toekomende recht op afdracht, kunnen worden tegengeworpen.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1995. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. De vordering tot vergoeding van schade is bevoorrecht op de vordering die de schuldenaar uit hoofde van verzekering van zijn aansprakelijkheid op de verzekeraar mocht hebben, voor zover deze vordering de verplichting tot vergoeding van deze schade betreft.
Dit betekent letterlijk dat een eis (vordering) tot het betalen (vergoeding) van schade een speciale voorrangspositie (is bevoorrecht) heeft. Deze voorrang geldt ten opzichte van de eis (vordering) die de persoon die de schade moet betalen (de schuldenaar) mogelijk heeft op zijn verzekeraar op grond van (uit hoofde van) een verzekering van zijn aansprakelijkheid. Dit voorrecht is beperkt tot dat deel van de verzekeringsvordering dat betrekking heeft op (betreft) de plicht (verplichting) om die specifieke schade te vergoeden.
2. De schuldeiser kan zijn vordering verhalen op de vordering waarop het voorrecht rust, zonder dat hem andere rechten van derden op deze laatste vordering dan het ingevolge artikel 936 lid 2 van Boek 7 aan de tussenpersoon toekomende recht op afdracht, kunnen worden tegengeworpen.
Dit betekent letterlijk dat de persoon die recht heeft op de schadevergoeding (de schuldeiser) zijn eis (vordering) kan innen (verhalen) op de specifieke vordering waarop het eerdergenoemde voorrecht (voorrecht) rust. Bij dit verhalen kunnen andere rechten die derden (andere partijen) op die vordering (laatste vordering) hebben, niet tegen de schuldeiser worden ingebracht (tegengeworpen). Een uitzondering hierop is het recht op afdracht dat toekomt aan de tussenpersoon, zoals bepaald (ingevolge) in artikel 936 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.