Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 9. Rechten van pand en hypotheek
Afdeling 4. Recht van hypotheek
Artikel 268

Artikel 268 (Parate executie hypotheekrecht)

Laatste versie

1. Indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt, is de hypotheekhouder bevoegd het verbonden goed in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris te doen verkopen.

2. Op verzoek van de hypotheekhouder de hypotheekgever of degene die executoriaal beslag heeft gelegd kan de voorzieningenrechter van de rechtbank bepalen dat de verkoop ondershands zal geschieden bij een overeenkomst die hem bij het verzoek ter goedkeuring wordt voorgelegd. Indien door de hypotheekgever of door een hypotheekhouder, beslaglegger of beperkt gerechtigde, die bij een hogere opbrengst van het goed belang heeft, voor de afloop van de behandeling van het verzoek aan de voorzieningenrechter een gunstiger aanbod wordt voorgelegd, kan deze bepalen dat de verkoop overeenkomstig dit aanbod zal geschieden. Desverzocht veroordeelt de voorzieningenrechter bij de goedkeuring van een verzoek tot onderhandse verkoop tevens de hypotheekgever en de zijnen tot ontruiming van het verhypothekeerde goed tegen een bepaald tijdstip. De ontruiming vindt niet plaats voor het moment van inschrijving, bedoeld in artikel 89 van Boek 3.

3. Het in lid 2 bedoelde verzoek wordt ingediend door een advocaat of een notaris binnen de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering daarvoor bepaalde termijn. Tegen een beschikking krachtens lid 2 is geen hogere voorziening toegelaten.

4. Een executie als in de vorige leden bedoeld geschiedt met inachtneming van de daarvoor in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven formaliteiten.

5. De hypotheekhouder kan niet op andere wijze zijn verhaal op het verbonden goed uitoefenen. Een daartoe strekkend beding is nietig.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt, is de hypotheekhouder bevoegd het verbonden goed in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris te doen verkopen.

Dit lid bepaalt dat als de schuldenaar in verzuim is met het betalen (de voldoening) van de schuld waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt, de hypotheekhouder dan de bevoegdheid heeft om het verbonden goed (het goed waarop de hypotheek rust) in het openbaar te laten verkopen ten overstaan van een bevoegde notaris.

2. Op verzoek van de hypotheekhouder de hypotheekgever of degene die executoriaal beslag heeft gelegd kan de voorzieningenrechter van de rechtbank bepalen dat de verkoop ondershands zal geschieden bij een overeenkomst die hem bij het verzoek ter goedkeuring wordt voorgelegd. Indien door de hypotheekgever of door een hypotheekhouder, beslaglegger of beperkt gerechtigde, die bij een hogere opbrengst van het goed belang heeft, voor de afloop van de behandeling van het verzoek aan de voorzieningenrechter een gunstiger aanbod wordt voorgelegd, kan deze bepalen dat de verkoop overeenkomstig dit aanbod zal geschieden. Desverzocht veroordeelt de voorzieningenrechter bij de goedkeuring van een verzoek tot onderhandse verkoop tevens de hypotheekgever en de zijnen tot ontruiming van het verhypothekeerde goed tegen een bepaald tijdstip. De ontruiming vindt niet plaats voor het moment van inschrijving, bedoeld in artikel 89 van Boek 3.

Dit lid beschrijft de procedure voor een onderhandse verkoop. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan op verzoek van de hypotheekhouder, de hypotheekgever, of degene die executoriaal beslag heeft gelegd, bepalen dat de verkoop ondershands (dus niet openbaar) plaatsvindt. Hiervoor moet een overeenkomst bij het verzoek ter goedkeuring aan de voorzieningenrechter worden voorgelegd. Indien de hypotheekgever, een andere hypotheekhouder, een beslaglegger, of een beperkt gerechtigde die belang heeft bij een hogere opbrengst van het goed, vóór het einde van de behandeling van het verzoek een gunstiger aanbod aan de voorzieningenrechter voorlegt, kan de voorzieningenrechter bepalen dat de verkoop volgens dit gunstigere aanbod gebeurt. Indien de voorzieningenrechter een verzoek tot onderhandse verkoop goedkeurt, kan hij, als daarom wordt verzocht (desverzocht), ook de hypotheekgever en degenen die bij hem horen (de zijnen) veroordelen tot ontruiming van het verhypothekeerde goed op een bepaald tijdstip. De ontruiming mag echter niet plaatsvinden vóór het moment van inschrijving, zoals bedoeld in artikel 89 van Boek 3.

3. Het in lid 2 bedoelde verzoek wordt ingediend door een advocaat of een notaris binnen de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering daarvoor bepaalde termijn. Tegen een beschikking krachtens lid 2 is geen hogere voorziening toegelaten.

Het verzoek voor een onderhandse verkoop, zoals genoemd in lid 2, moet worden ingediend door een advocaat of een notaris. Dit moet gebeuren binnen de termijn die daarvoor is bepaald in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Tegen een beschikking (beslissing) van de voorzieningenrechter op grond van lid 2 (dus over de onderhandse verkoop) is geen hogere voorziening (zoals hoger beroep of cassatie) toegelaten.

4. Een executie als in de vorige leden bedoeld geschiedt met inachtneming van de daarvoor in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven formaliteiten.

Een executie (verkoop) zoals bedoeld in de voorgaande leden geschiedt (vindt plaats) met inachtneming van de formaliteiten die daarvoor zijn voorgeschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

5. De hypotheekhouder kan niet op andere wijze zijn verhaal op het verbonden goed uitoefenen. Een daartoe strekkend beding is nietig.

De hypotheekhouder kan zijn verhaal op het verbonden goed (het goed waarop de hypotheek rust) niet op een andere manier uitoefenen dan in dit artikel is bepaald. Een beding (afspraak of clausule in een overeenkomst) dat een andere wijze van verhaal zou toestaan, is nietig (heeft juridisch gezien nooit bestaan).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad43x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1997:ZC2478

ECLI:NL:HR:1997:ZC247831 oktober 1997Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:213

ECLI:NL:HR:2017:21310 februari 2017Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ4072

ECLI:NL:HR:2013:BZ407215 maart 2013Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP6163

ECLI:NL:HR:2011:BP616310 juni 2011Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP4339

ECLI:NL:HR:2011:BP43391 april 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV5549

ECLI:NL:HR:2012:BV554913 april 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BJ9439

ECLI:NL:HR:2009:BJ943918 december 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtMededingingsrecht
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Vastgoedrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1032

ECLI:NL:HR:2018:103229 juni 2018Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BI6256

ECLI:NL:HR:2009:BI625613 november 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD9132

ECLI:NL:HR:2002:AD913226 april 2002Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtGoederenrecht, Insolventierecht, Burgerlijk Procesrecht