Artikel 246 (Bevoegdheden pandhouder inning verpande vordering)
1. Rust het pandrecht op een vordering, dan is de pandhouder bevoegd in en buiten rechte nakoming daarvan te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. Deze bevoegdheden blijven bij de pandgever, zolang het pandrecht niet aan de schuldenaar van de vordering is medegedeeld.
2. Degene aan wie de in lid 1 bedoelde bevoegdheden toekomen, is tevens bevoegd tot opzegging, wanneer de vordering niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. Hij is jegens de ander gehouden niet nodeloos van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Rust op de vordering meer dan één pandrecht, dan komen de in de vorige leden aan de pandhouder toegekende bevoegdheden alleen aan de hoogst gerangschikte pandhouder toe.
4. Na mededeling van de verpanding aan de schuldenaar kan de pandgever deze bevoegdheden slechts uitoefenen, indien hij daartoe toestemming van de pandhouder of machtiging van de kantonrechter heeft verkregen.
5. Bij inning van een verpande vordering door de pandhouder of met machtiging van de kantonrechter door de pandgever komen de pandrechten waarmee de vordering bezwaard was, op het geïnde te rusten.
Uitleg in duidelijke taal
1. Rust het pandrecht op een vordering, dan is de pandhouder bevoegd in en buiten rechte nakoming daarvan te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. Deze bevoegdheden blijven bij de pandgever, zolang het pandrecht niet aan de schuldenaar van de vordering is medegedeeld.
Dit betekent letterlijk: Indien een pandrecht is gevestigd op een vordering, heeft de pandhouder de bevoegdheid om zowel via juridische procedures (in rechte) als daarbuiten (buiten rechte) de voldoening (nakoming) van die vordering te eisen en de betalingen daaruit te ontvangen. Echter, zolang het bestaan van het pandrecht niet is meegedeeld aan de schuldenaar van de betreffende vordering, blijven deze bevoegdheden bij de pandgever.
2. Degene aan wie de in lid 1 bedoelde bevoegdheden toekomen, is tevens bevoegd tot opzegging, wanneer de vordering niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. Hij is jegens de ander gehouden niet nodeloos van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Dit betekent letterlijk: De persoon (pandhouder na mededeling, of pandgever vóór mededeling) die de in lid 1 genoemde bevoegdheden heeft, is daarnaast ook bevoegd om de vordering op te zeggen indien de vordering nog niet direct betaald hoeft te worden (niet opeisbaar is), maar door een opzegging wel opeisbaar kan worden. Deze persoon heeft tegenover de andere partij (pandgever of pandhouder) de plicht om deze bevoegdheid tot opzegging niet zonder noodzaak (nodeloos) te gebruiken.
3. Rust op de vordering meer dan één pandrecht, dan komen de in de vorige leden aan de pandhouder toegekende bevoegdheden alleen aan de hoogst gerangschikte pandhouder toe.
Dit betekent letterlijk: Indien er meerdere pandrechten op dezelfde vordering zijn gevestigd, dan komen de bevoegdheden die in de voorgaande leden aan de pandhouder zijn toegekend (zoals het innen van de vordering en het doen van opzegging) uitsluitend toe aan de pandhouder die in rang de hoogste is (de hoogst gerangschikte pandhouder).
4. Na mededeling van de verpanding aan de schuldenaar kan de pandgever deze bevoegdheden slechts uitoefenen, indien hij daartoe toestemming van de pandhouder of machtiging van de kantonrechter heeft verkregen.
Dit betekent letterlijk: Nadat de schuldenaar op de hoogte is gesteld (mededeling) van het feit dat de vordering is verpand, kan de pandgever de in de voorgaande leden genoemde bevoegdheden (zoals het innen van de vordering) alleen nog maar uitoefenen als hij daarvoor toestemming heeft gekregen van de pandhouder, of een machtiging (speciale toestemming) heeft verkregen van de kantonrechter.
5. Bij inning van een verpande vordering door de pandhouder of met machtiging van de kantonrechter door de pandgever komen de pandrechten waarmee de vordering bezwaard was, op het geïnde te rusten.
Dit betekent letterlijk: Wanneer de pandhouder een verpande vordering int, of wanneer de pandgever dit doet na het verkrijgen van een machtiging van de kantonrechter, dan zullen de pandrechten die oorspronkelijk op de vordering rustten (waarmee de vordering bezwaard was), overgaan en komen te rusten op het bedrag dat daadwerkelijk is ontvangen (het geïnde).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2010:BK9654 - Bestuurdersaansprakelijkheid bij schending specifieke betalingstoezegging aan schuldeiser - 25 maart 2010
Een bestuurder handelt onrechtmatig en is persoonlijk aansprakelijk als hij bewerkstelligt dat de vennootschap een concrete betalingstoezegging aan een specifieke schuldeiser niet nakomt. Van een zodanig handelen moet hem persoonlijk een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt, met name als hij wist dat de vennootschap geen verhaal bood.
ECLI:NL:HR:2017:1012 - Dagvaarding als ingebrekestelling wanneer schuldenaar nakoming betwist - 1 juni 2017
Een dagvaarding kan als ingebrekestelling fungeren (art. 6:82 lid 2 BW) als uit de proceshouding van de schuldenaar blijkt dat een aanmaning nutteloos zou zijn. Verpanding van een vordering staat niet in de weg aan toewijzing als de pandhouder met de procedure instemt.
ECLI:NL:HR:1995:ZC1641 - Hoge Raad - 16 februari 1995
ECLI:NL:HR:2014:415 - Bevoegdheden pandgever na mededeling: afstand van verpande vordering blijft mogelijk - 20 februari 2014
De pandgever blijft bevoegd om afstand te doen van een verpande vordering, ook nadat het pandrecht is medegedeeld aan de schuldenaar. Deze bevoegdheid gaat niet over op de pandhouder. De pandhouder wordt beschermd door de mogelijkheid om de afstand via de actio pauliana te vernietigen.
ECLI:NL:HR:2024:217 - Verzet pandgever blokkeert overname van geding door pandhouder - 8 februari 2024
De overgang van inningsbevoegdheid naar de pandhouder is een grond voor schorsing van een geding (art. 225 Rv). De pandhouder kan het geding echter niet overnemen als de pandgever, de oorspronkelijke procespartij, zich daartegen verzet.
ECLI:NL:HR:2021:524 - Hoge Raad: Rangwijziging van pandrechten mogelijk door analoge toepassing hypotheekregels - 8 april 2021
De Hoge Raad oordeelt dat rangwijziging van pandrechten mogelijk is door analoge toepassing van art. 3:262 BW voor hypotheken. Hiervoor is toestemming vereist van de in rang verlaagde pandhouder, vastgelegd in een akte die voldoet aan de vestigingsformaliteiten voor het desbetreffende pandrecht.
ECLI:NL:HR:2016:2833 - Megalim/De Veenbloem: Faillissementsaanvraag door inningsbevoegde pandhouder - 8 december 2016
De houder van een openbaar pandrecht op een vordering is bevoegd het faillissement van de schuldenaar van die vordering aan te vragen. Deze bevoegdheid is onderdeel van de inningsbevoegdheid uit artikel 3:246 lid 1 BW, die strekt tot verhaal van de vordering op het vermogen van de schuldenaar.
ECLI:NL:HR:2009:BJ0861 - Hoge Raad - 29 oktober 2009
ECLI:NL:HR:2011:BN7887 - Bevoegdheden curator en mededeling van pandrecht op vordering aan notaris - 13 januari 2011
De curator mag slechts opkomen voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, niet voor een selecte groep. Een mededeling van verpanding van een vordering op de koopprijs van een onroerende zaak kan ook aan de betrokken notaris worden gedaan, waardoor het pandrecht niet tenietgaat.