Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 7. Gemeenschap
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 170

Artikel 170 (Handelingsbevoegdheid deelgenoten gemeenschappelijk goed)

Laatste versie

1. Handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, kunnen door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig worden verricht. Ieder van hen is bevoegd ten behoeve van de gemeenschap verjaring te stuiten.

2. Voor het overige geschiedt het beheer door de deelgenoten tezamen, tenzij een regeling anders bepaalt. Onder beheer zijn begrepen alle handelingen die voor de normale exploitatie van het goed dienstig kunnen zijn, alsook het aannemen van aan de gemeenschap verschuldigde prestaties.

3. Tot andere handelingen betreffende een gemeenschappelijk goed dan in de vorige leden vermeld, zijn uitsluitend de deelgenoten tezamen bevoegd.

Uitleg in duidelijke taal

1. Handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, kunnen door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig worden verricht. Ieder van hen is bevoegd ten behoeve van de gemeenschap verjaring te stuiten.

Dit lid bepaalt dat handelingen die dienen tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig mogen worden verricht. Bovendien is ieder van hen bevoegd om ten behoeve van de gemeenschap verjaring te stuiten.

2. Voor het overige geschiedt het beheer door de deelgenoten tezamen, tenzij een regeling anders bepaalt. Onder beheer zijn begrepen alle handelingen die voor de normale exploitatie van het goed dienstig kunnen zijn, alsook het aannemen van aan de gemeenschap verschuldigde prestaties.

Dit lid regelt dat voor het overige het beheer wordt gevoerd door de deelgenoten tezamen, tenzij een regeling anders bepaalt. Onder beheer worden verstaan alle handelingen die voor de normale exploitatie van het goed dienstig kunnen zijn, alsook het aannemen van aan de gemeenschap verschuldigde prestaties.

3. Tot andere handelingen betreffende een gemeenschappelijk goed dan in de vorige leden vermeld, zijn uitsluitend de deelgenoten tezamen bevoegd.

Dit lid stelt dat tot andere handelingen betreffende een gemeenschappelijk goed dan die in de vorige leden zijn vermeld, uitsluitend de deelgenoten tezamen bevoegd zijn.