Artikel 13 (Misbruik van bevoegdheid)
1. Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
2. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
3. Uit de aard van een bevoegdheid kan voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
Dit betekent letterlijk: De persoon aan wie een bevoegdheid toekomt, kan deze bevoegdheid niet aanvoeren of gebruiken (niet inroepen), in de mate waarin (voor zover) hij die bevoegdheid misbruikt.
2. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
- met geen ander doel dan een ander schade toe te brengen, óf
- met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is gegeven (verleend), óf
- in het geval dat iemand, rekening houdend met (in aanmerking nemende) de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat door die uitoefening wordt geschaad, redelijkerwijs (naar redelijkheid) niet tot die uitoefening had mogen komen.
3. Uit de aard van een bevoegdheid kan voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.
Dit betekent letterlijk: Uit de specifieke aard of het karakter van een bevoegdheid kan logisch volgen (voortvloeien) dat die bevoegdheid niet misbruikt kan worden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:2026 - Hoge Raad verenigt maatstaven voor schorsing van tenuitvoerlegging bij voorraad - 19 december 2019
De Hoge Raad stelt één uniforme maatstaf vast voor de schorsing van tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, ongeacht of dit in kort geding of in een appelincident wordt gevraagd. De strenge 'Ritzen/Hoekstra'-maatstaf (misbruik van recht) geldt niet meer zolang een rechtsmiddel openstaat.
ECLI:NL:HR:2017:3250 - Voorlopig getuigenverhoor: geen premature beoordeling van de vorderingstoewijsbaarheid - 21 december 2017
Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor mag niet worden afgewezen op basis van een voorbarig oordeel over de toewijsbaarheid van de beoogde vordering. De verzoeker hoeft de vordering niet sluitend te onderbouwen; het is voldoende om duidelijk te maken op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking heeft.
ECLI:NL:PHR:2024:469 - Parket bij de Hoge Raad - 25 april 2024
ECLI:NL:HR:2007:AZ4663 - Hoge Raad - 28 juni 2007
ECLI:NL:HR:2022:1112 - Hoge Raad: Ruime Toetsingsmaatstaf voor Voorlopig Getuigenverhoor - 14 juli 2022
Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor mag niet worden afgewezen omdat de gestelde feiten de vordering nog niet bewijzen. Het verhoor dient juist om opheldering te verkrijgen over de feiten, zodat de verzoeker zijn rechtspositie beter kan beoordelen, ook wat betreft de gebondenheid van de wederpartij.
ECLI:NL:HR:2005:AT7799 - Hoge Raad - 11 augustus 2005
ECLI:NL:HR:2020:806 - Afstemmingsregel en misbruik van executierecht bij later vernietigde bodemuitspraak - 23 april 2020
De kortgedingrechter moet zijn oordeel afstemmen op de meest recente uitspraak in de bodemprocedure, ook als deze later wordt vernietigd. Een klaarblijkelijke juridische misslag leidt niet automatisch tot misbruik van executierecht als de uiteindelijke uitkomst van de zaak nog onzeker is.
ECLI:NL:HR:2018:727 - Voorlopig getuigenverhoor afgewezen wegens gebrek aan belang na eerdere procedure - 17 mei 2018
Een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor wordt afgewezen wegens onvoldoende belang, indien de beoogde vordering (herroeping of schadevergoeding) geen kans van slagen heeft omdat de feiten al in een eerdere, onherroepelijk beslechte procedure bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn.
ECLI:NL:HR:2015:228 - Welage q.q./Rabobank: misbruik van bevoegdheid door curator bij opeising na termijnstelling - 5 februari 2015
De bevoegdheid van de curator om op grond van art. 58 lid 1 Fw zaken op te eisen na het verstrijken van de gestelde termijn, kan misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW) opleveren, met name bij onevenredigheid tussen de belangen van de boedel en de pandhouder.