Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 5. Bezit en houderschap
Artikel 124

Artikel 124 (Toepassing bezittersregels op houder bij derdenopeising)

Laatste versie

Wanneer iemand een goed voor een ander houdt en dit door een derde als rechthebbende van hem wordt opgeëist, vindt hetgeen in de voorgaande vier artikelen omtrent de bezitter is bepaald, te zijnen aanzien toepassing met inachtneming van de rechtsverhouding waarin hij tot die ander stond.

Uitleg in duidelijke taal

Wanneer iemand een goed voor een ander houdt en dit door een derde als rechthebbende van hem wordt opgeëist, vindt hetgeen in de voorgaande vier artikelen omtrent de bezitter is bepaald, te zijnen aanzien toepassing met inachtneming van de rechtsverhouding waarin hij tot die ander stond.

Dit artikel stelt dat wanneer iemand een goed voor een ander houdt en een derde dit goed als rechthebbende van hem opeist, de bepalingen uit de voorgaande vier artikelen omtrent de bezitter op die persoon (de houder) toepassing vinden. Dit gebeurt met inachtneming van de rechtsverhouding waarin hij tot die ander stond.