Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 5. Bezit en houderschap
Artikel 119

Artikel 119 (Vermoeden van recht bezitter goed)

Laatste versie

1. De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn.

2. Ten aanzien van registergoederen wijkt dit vermoeden, wanneer komt vast te staan dat de wederpartij of diens rechtsvoorganger te eniger tijd rechthebbende was en dat de bezitter zich niet kan beroepen op verkrijging nadien onder bijzondere titel waarvoor inschrijving in de registers vereist is.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn.

Dit betekent letterlijk: de persoon die een goed in zijn feitelijke macht heeft (de bezitter), wordt vermoed de rechthebbende (de juridische eigenaar) van dat goed te zijn.

2. Ten aanzien van registergoederen wijkt dit vermoeden, wanneer komt vast te staan dat de wederpartij of diens rechtsvoorganger te eniger tijd rechthebbende was en dat de bezitter zich niet kan beroepen op verkrijging nadien onder bijzondere titel waarvoor inschrijving in de registers vereist is.

Dit betekent letterlijk: met betrekking tot registergoederen geldt een uitzondering op dit vermoeden (dat de bezitter rechthebbende is). Het vermoeden wijkt af (is niet van toepassing) indien komt vast te staan dat aan twee cumulatieve voorwaarden is voldaan:

  1. de wederpartij of diens rechtsvoorganger te eniger tijd rechthebbende was, EN
  2. de bezitter zich niet kan beroepen op verkrijging nadien onder bijzondere titel waarvoor inschrijving in de registers vereist is.