Artikel 117 (Verlies en voortduring van bezit)
1. Een bezitter van een goed verliest het bezit, wanneer hij het goed kennelijk prijsgeeft, of wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt.
2. Zolang niet een der in het vorige lid genoemde gronden van bezitsverlies zich heeft voorgedaan, duurt een aangevangen bezit voort.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een bezitter van een goed verliest het bezit, wanneer hij het goed kennelijk prijsgeeft, of wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt.
Dit lid beschrijft hoe een bezitter van een goed het bezit daarvan kan verliezen. Dit gebeurt wanneer de bezitter het goed kennelijk prijsgeeft, wat betekent dat hij het goed op een duidelijke, waarneembare manier opgeeft. Het bezit gaat ook verloren wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt.
2. Zolang niet een der in het vorige lid genoemde gronden van bezitsverlies zich heeft voorgedaan, duurt een aangevangen bezit voort.
Dit lid stelt dat een bezit dat eenmaal is begonnen (aangevangen bezit) blijft bestaan (voortduurt) zolang geen van de in het eerste lid (het vorige lid) genoemde redenen (gronden van bezitsverlies) zich heeft voorgedaan. Met andere woorden, als het goed niet kennelijk is prijsgegeven en geen ander het bezit heeft verkregen, blijft het oorspronkelijke bezit bestaan.