Artikel 384 (Voorschriften waarderingsgrondslagen en resultaatbepaling)
1. Bij de keuze van een grondslag voor de waardering van een actief en van een passief en voor de bepaling van het resultaat laat de rechtspersoon zich leiden door de voorschriften van artikel 362 leden 1-4. Als grondslag komen in aanmerking de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en de actuele waarde.
2. Bij de toepassing van de grondslagen wordt voorzichtigheid betracht. Winsten worden slechts opgenomen, voor zover zij op de balansdatum zijn verwezenlijkt. Verplichtingen die hun oorsprong vinden vóór het einde van het boekjaar, worden in acht genomen, indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening zijn bekend geworden. Voorzienbare verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden vóór het einde van het boekjaar kunnen in acht worden genomen indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
3. Bij de waardering van activa en passiva wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel der werkzaamheden van de rechtspersoon waaraan die activa en passiva dienstbaar zijn, wordt voortgezet, tenzij die veronderstelling onjuist is of haar juistheid aan gerede twijfel onderhevig is; alsdan wordt dit onder mededeling van de invloed op vermogen en resultaat in de toelichting uiteengezet.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing van waardering tegen actuele waarden.
5. De grondslagen van de waardering van de activa en de passiva en de bepaling van het resultaat worden met betrekking tot elk der posten uiteengezet. De grondslagen voor de omrekening van in vreemde valuta luidende bedragen worden uiteengezet; tevens wordt vermeld op welke wijze koersverschillen zijn verwerkt.
6. Slechts wegens gegronde redenen mogen de waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande boekjaar zijn toegepast. De reden der verandering wordt in de toelichting uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor vermogen en resultaat, aan de hand van aangepaste cijfers voor het boekjaar of voor het voorafgaande boekjaar.
7. Waardeveranderingen van:
a. financiële instrumenten; b. andere beleggingen; en c. agrarische voorraden waarvoor frequente marktnoteringen bestaan die op grond van lid 1 tegen de actuele waarde worden gewaardeerd, kunnen in afwijking van de tweede zin van lid 2 onmiddellijk in het resultaat worden opgenomen, tenzij in deze afdeling anders is bepaald. Waardeveranderingen van afgeleide financiële instrumenten, voorzover niet bedoeld in lid 8, worden, zo nodig in afwijking van lid 2, onmiddellijk ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht.
8. Waardeveranderingen van financiële instrumenten die dienen en effectief zijn ter dekking van risico’s inzake activa, activa in bestelling en andere nog niet op de balans opgenomen verplichtingen, dan wel inzake voorgenomen transacties worden rechtstreeks ten gunste dan wel ten laste van de herwaarderingsreserve gebracht, voor zover dat noodzakelijk is om te bereiken dat deze waardeveranderingen in dezelfde periode in het resultaat worden verwerkt als de waardeveranderingen die zij beogen af te dekken.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij de keuze van een grondslag voor de waardering van een actief en van een passief en voor de bepaling van het resultaat laat de rechtspersoon zich leiden door de voorschriften van artikel 362 leden 1-4. Als grondslag komen in aanmerking de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en de actuele waarde.
Dit betekent dat de rechtspersoon bij het kiezen van een basis (grondslag) voor het waarderen van bezittingen (activa) en schulden (passiva), en voor het vaststellen van het resultaat, de regels (voorschriften) van artikel 362, leden 1 tot en met 4, moet volgen. De verkrijgingsprijs, de vervaardigingsprijs en de actuele waarde kunnen als zo'n basis dienen.
2. Bij de toepassing van de grondslagen wordt voorzichtigheid betracht. Winsten worden slechts opgenomen, voor zover zij op de balansdatum zijn verwezenlijkt. Verplichtingen die hun oorsprong vinden vóór het einde van het boekjaar, worden in acht genomen, indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening zijn bekend geworden. Voorzienbare verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden vóór het einde van het boekjaar kunnen in acht worden genomen indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Dit houdt in dat bij het toepassen van de waarderingsgrondslagen voorzichtigheid moet worden gebruikt. Winsten mogen alleen worden geboekt als ze op de balansdatum daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Verplichtingen die zijn ontstaan vóór het einde van het boekjaar, moeten worden meegenomen als ze bekend zijn geworden voordat de jaarrekening wordt opgemaakt. Verwachte (voorzienbare) verplichtingen en mogelijke verliezen die zijn ontstaan vóór het einde van het boekjaar, mogen worden meegenomen als ze bekend zijn geworden voordat de jaarrekening wordt opgemaakt.
3. Bij de waardering van activa en passiva wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel der werkzaamheden van de rechtspersoon waaraan die activa en passiva dienstbaar zijn, wordt voortgezet, tenzij die veronderstelling onjuist is of haar juistheid aan gerede twijfel onderhevig is; alsdan wordt dit onder mededeling van de invloed op vermogen en resultaat in de toelichting uiteengezet.
Dit betekent dat bij het waarderen van bezittingen en schulden wordt aangenomen dat de rechtspersoon zijn activiteiten zal voortzetten (continuïteitsveronderstelling). Als deze aanname niet klopt, of als er serieuze twijfel over bestaat, dan moet dit in de toelichting worden uitgelegd, inclusief de gevolgen (invloed) voor het vermogen en het resultaat.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing van waardering tegen actuele waarden.
Dit stelt dat er via een algemene maatregel van bestuur (een soort koninklijk besluit) regels kunnen worden vastgesteld over de inhoud, de beperkingen (grenzen) en hoe de waardering tegen actuele waarden moet worden toegepast.
5. De grondslagen van de waardering van de activa en de passiva en de bepaling van het resultaat worden met betrekking tot elk der posten uiteengezet. De grondslagen voor de omrekening van in vreemde valuta luidende bedragen worden uiteengezet; tevens wordt vermeld op welke wijze koersverschillen zijn verwerkt.
Dit betekent dat voor elke post in de jaarrekening moet worden uitgelegd welke basis (grondslagen) is gebruikt voor de waardering van bezittingen (activa) en schulden (passiva) en voor het vaststellen van het resultaat. Ook moet worden uitgelegd hoe bedragen in buitenlandse valuta zijn omgerekend en hoe wisselkoersverschillen zijn verwerkt.
6. Slechts wegens gegronde redenen mogen de waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande boekjaar zijn toegepast. De reden der verandering wordt in de toelichting uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor vermogen en resultaat, aan de hand van aangepaste cijfers voor het boekjaar of voor het voorafgaande boekjaar.
Dit houdt in dat de waardering van bezittingen en schulden en de bepaling van het resultaat alleen met goede (gegronde) redenen mag afwijken van de methoden (grondslagen) die in het vorige boekjaar zijn gebruikt. De reden voor deze verandering moet in de toelichting worden uitgelegd. Ook moet worden getoond wat de impact (betekenis) van deze verandering is op het vermogen en het resultaat, door middel van aangepaste cijfers voor het huidige of het vorige boekjaar.
7. Waardeveranderingen van:
Dit lid gaat over de verwerking van waardeveranderingen van specifieke posten.
a. financiële instrumenten;
Dit betreft waardeveranderingen van financiële instrumenten.
b. andere beleggingen; en
Dit betreft waardeveranderingen van andere beleggingen.
c. agrarische voorraden waarvoor frequente marktnoteringen bestaan die op grond van lid 1 tegen de actuele waarde worden gewaardeerd, kunnen in afwijking van de tweede zin van lid 2 onmiddellijk in het resultaat worden opgenomen, tenzij in deze afdeling anders is bepaald. Waardeveranderingen van afgeleide financiële instrumenten, voorzover niet bedoeld in lid 8, worden, zo nodig in afwijking van lid 2, onmiddellijk ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht.
Dit specificeert dat waardeveranderingen van agrarische voorraden met frequente marktnoteringen, die volgens lid 1 tegen de actuele waarde worden gewaardeerd, direct in het resultaat mogen worden opgenomen, zelfs als dit afwijkt van de regel in de tweede zin van lid 2 (over het opnemen van winsten). Dit geldt tenzij deze afdeling iets anders voorschrijft. Verder staat hier dat waardeveranderingen van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), tenzij ze onder lid 8 vallen, direct ten gunste of ten laste van het resultaat moeten worden gebracht, eventueel in afwijking van lid 2.
8. Waardeveranderingen van financiële instrumenten die dienen en effectief zijn ter dekking van risico’s inzake activa, activa in bestelling en andere nog niet op de balans opgenomen verplichtingen, dan wel inzake voorgenomen transacties worden rechtstreeks ten gunste dan wel ten laste van de herwaarderingsreserve gebracht, voor zover dat noodzakelijk is om te bereiken dat deze waardeveranderingen in dezelfde periode in het resultaat worden verwerkt als de waardeveranderingen die zij beogen af te dekken.
Dit lid bepaalt dat waardeveranderingen van financiële instrumenten die gebruikt worden om risico's af te dekken (hedging) – zoals risico's met betrekking tot bezittingen, bestelde bezittingen, nog niet op de balans opgenomen verplichtingen, of geplande transacties – direct in de herwaarderingsreserve moeten worden geboekt. Dit mag voor zover het nodig is om ervoor te zorgen dat deze waardeveranderingen in dezelfde periode in het resultaat worden verwerkt als de waardeveranderingen van de posten die ze moeten afdekken.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2006:AU7473
ECLI:NL:HR:2017:2842 - Balansgarantie, de kennis van de koper en de tweeconclusieregel
Bij de uitleg van een balansgarantie is de precontractuele kennis van de koper relevant voor wat deze mocht verwachten. Een beroep op de garantie kan falen als de koper wist van de onjuistheid. Tevens verduidelijkt de Hoge Raad de toepassing van de tweeconclusieregel.