Terug naar bibliotheek
Boek 2. Rechtspersonen
Titel 8. Geschillenregeling en het recht van enquête
Afdeling 2. Het recht van enquête
Artikel 355

Artikel 355 (Voorzieningen Ondernemingskamer na wanbeleid)

Laatste versie

1. Indien uit het verslag van wanbeleid is gebleken, kan de ondernemingskamer op verzoek van de oorspronkelijke verzoekers en, indien het verslag voor hen ter inzage ligt, op verzoek van anderen die aan de in artikel 346 of 347 van dit Boek gestelde vereisten voldoen, of op verzoek van de advocaat-generaal, ingesteld om redenen van openbaar belang, een of meer van de in het volgende artikel genoemde voorzieningen treffen, welke zij op grond van de uitkomst van het onderzoek geboden acht.

2. Het verzoek moet worden gedaan binnen twee maanden na nederlegging van het verslag ter griffie.

3. De artikelen 348 en 349a zijn van overeenkomstige toepassing.

4. In het geval, bedoeld in artikel 348, neemt de ondernemingskamer geen beslissing, alvorens de in dat artikel genoemde, op de rechtspersoon toezichthoudende instelling in de gelegenheid te hebben gesteld over het verzoek te worden gehoord.

5. De ondernemingskamer kan haar beslissing voor een door haar te bepalen termijn aanhouden, indien de rechtspersoon op zich neemt, bepaalde maatregelen te treffen die een einde maken aan het wanbeleid of die de gevolgen welke daaruit zijn voortgevloeid, zoveel mogelijk ongedaan maken of beperken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien uit het verslag van wanbeleid is gebleken, kan de ondernemingskamer op verzoek van de oorspronkelijke verzoekers en, indien het verslag voor hen ter inzage ligt, op verzoek van anderen die aan de in artikel 346 of 347 van dit Boek gestelde vereisten voldoen, of op verzoek van de advocaat-generaal, ingesteld om redenen van openbaar belang, een of meer van de in het volgende artikel genoemde voorzieningen treffen, welke zij op grond van de uitkomst van het onderzoek geboden acht.

Dit lid bepaalt dat wanneer uit het verslag is gebleken dat er sprake is van wanbeleid, de ondernemingskamer bepaalde voorzieningen kan treffen. Dit kan gebeuren op verzoek van:

  • de oorspronkelijke verzoekers (degenen die de enquêteprocedure zijn gestart);
  • anderen die voldoen aan de vereisten zoals gesteld in artikel 346 of 347 van dit Boek, op voorwaarde dat het verslag voor hen ter inzage ligt;
  • of de advocaat-generaal, indien het verzoek is ingesteld om redenen van openbaar belang. De ondernemingskamer zal die voorzieningen treffen die genoemd worden in het volgende artikel en die zij, op basis van de uitkomst van het onderzoek, passend (geboden acht).

2. Het verzoek moet worden gedaan binnen twee maanden na nederlegging van het verslag ter griffie.

Dit lid stelt dat het verzoek om voorzieningen te treffen moet worden ingediend binnen een termijn van twee maanden. Deze termijn begint te lopen vanaf het moment dat het verslag (waaruit het wanbeleid blijkt) officieel is gedeponeerd (nederlegging) bij de griffie van de Ondernemingskamer.

3. De artikelen 348 en 349a zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid geeft aan dat de bepalingen uit artikel 348 en artikel 349a van dit Boek op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden voor de procedure die in dit artikel wordt beschreven.

4. In het geval, bedoeld in artikel 348, neemt de ondernemingskamer geen beslissing, alvorens de in dat artikel genoemde, op de rechtspersoon toezichthoudende instelling in de gelegenheid te hebben gesteld over het verzoek te worden gehoord.

Dit lid preciseert dat, in de situatie zoals omschreven in artikel 348 (waarnaar lid 3 verwijst), de ondernemingskamer pas een beslissing neemt nadat (alvorens) de instelling die toezicht houdt op de rechtspersoon (en die in artikel 348 wordt genoemd) de gelegenheid heeft gekregen om haar zienswijze (te worden gehoord) te geven over het verzoek tot het treffen van voorzieningen.

5. De ondernemingskamer kan haar beslissing voor een door haar te bepalen termijn aanhouden, indien de rechtspersoon op zich neemt, bepaalde maatregelen te treffen die een einde maken aan het wanbeleid of die de gevolgen welke daaruit zijn voortgevloeid, zoveel mogelijk ongedaan maken of beperken.

Dit lid geeft de ondernemingskamer de bevoegdheid om haar beslissing over het treffen van voorzieningen uit te stellen (aanhouden) voor een periode die zij zelf bepaalt. Dit is mogelijk als de betreffende rechtspersoon toezegt (op zich neemt) zelf bepaalde maatregelen te treffen. Het doel van deze maatregelen moet zijn om het wanbeleid te beëindigen (een einde maken aan) of om de gevolgen die uit het wanbeleid zijn voortgevloeid, zoveel mogelijk te herstellen of te verminderen (ongedaan maken of beperken).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad44x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:797

ECLI:NL:HR:2014:7974 april 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad43x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:600 - Rechtspersoon mag inzage in vertrouwelijke juridische adviezen weigeren tijdens enquête

ECLI:NL:HR:2020:6003 april 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een rechtspersoon in een enquêteprocedure heeft geen afgeleid verschoningsrecht, maar wel een gerechtvaardigd belang om inzage in vertrouwelijke communicatie met een advocaat of notaris te weigeren. Dit recht geldt ook als de informatie in notulen of bestuursbesluiten is opgenomen.

Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad34x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AS5010

ECLI:NL:HR:2005:AS50108 april 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad28x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1990:AC1234

ECLI:NL:HR:1990:AC123410 januari 1990Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad26x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1279 - Schending hoor en wederhoor en de grenzen van de herstelprocedure

ECLI:NL:HR:2019:127919 juli 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een niet-verschenen belanghebbende is ontvankelijk in cassatie als hij door een gebrekkige oproeping niet is verschenen. De rechter mag een niet-kennelijke fout niet herstellen via de herstelprocedure van art. 31 Rv en moet bij wijziging van het verzoek of bij de herstelprocedure het beginsel van hoor en wederhoor respecteren.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1997:AG7240

ECLI:NL:HR:1997:AG72404 juni 1997Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV1056

ECLI:NL:HR:2012:BV105623 maart 2012Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA7245

ECLI:NL:HR:2000:AA724527 september 2000Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF3419

ECLI:NL:HR:2003:AF34194 april 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF1797

ECLI:NL:HR:2003:AF179721 februari 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht