Terug naar bibliotheek
Boek 2. Rechtspersonen
Titel 8. Geschillenregeling en het recht van enquête
Afdeling 2. Het recht van enquête
Artikel 351

Artikel 351 (Bevoegdheden en plichten enquêteonderzoekers)

Laatste versie

1. De door de ondernemingskamer benoemde personen zijn gerechtigd tot raadpleging van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de rechtspersoon en de vennootschap bedoeld in artikel 345 lid 1 waarvan zij de kennisneming tot een juiste vervulling van hun taak nodig achten. De bezittingen van de rechtspersoon en de vennootschap moeten hun desverlangd worden getoond. De bestuurders, de commissarissen zo die er zijn, alsmede degenen die in dienst zijn van de rechtspersoon of de vennootschap, zijn verplicht desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn voor de uitvoering van het onderzoek. Eenzelfde verplichting rust op hen die bestuurders of commissarissen van de rechtspersoon of vennootschap waren, of bij deze in dienst waren, gedurende het tijdvak waarover het onderzoek zich uitstrekt.

2. De ondernemingskamer kan, indien dit voor de juiste vervulling van hun taak nodig is, de door haar benoemde personen op hun verzoek machtigen tot het raadplegen van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers en het zich doen tonen van de bezittingen van een rechtspersoon die nauw verbonden is met de rechtspersoon ten aanzien waarvan het onderzoek plaatsvindt. De bepalingen van de derde en de vierde volzin van het lid 1 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Het is de met het onderzoek belaste personen verboden, hetgeen hun bij hun onderzoek blijkt, verder bekend te maken dan hun opdracht met zich brengt.

4. De met het onderzoek belaste personen stellen een verslag op van hun bevindingen. Zij stellen degenen die in het verslag worden genoemd in de gelegenheid om opmerkingen te maken ten aanzien van wezenlijke bevindingen die op henzelf betrekking hebben. Het is een ieder verboden om mededelingen te doen uit de inhoud van het concept verslag of delen daarvan die hem ter voldoening aan het bepaalde in de vorige volzin zijn voorgelegd.

5. De met het onderzoek belaste personen zijn niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van het verslag van de uitkomst van het onderzoek, tenzij zij met betrekking tot hun in het verslag neergelegde bevindingen of met betrekking tot het onderzoek opzettelijk onbehoorlijk hebben gehandeld dan wel met kennelijk grove miskenning van hetgeen een behoorlijke taakvervulling meebrengt.

Uitleg in duidelijke taal

1. De door de ondernemingskamer benoemde personen zijn gerechtigd tot raadpleging van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de rechtspersoon en de vennootschap bedoeld in artikel 345 lid 1 waarvan zij de kennisneming tot een juiste vervulling van hun taak nodig achten. De bezittingen van de rechtspersoon en de vennootschap moeten hun desverlangd worden getoond. De bestuurders, de commissarissen zo die er zijn, alsmede degenen die in dienst zijn van de rechtspersoon of de vennootschap, zijn verplicht desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn voor de uitvoering van het onderzoek. Eenzelfde verplichting rust op hen die bestuurders of commissarissen van de rechtspersoon of vennootschap waren, of bij deze in dienst waren, gedurende het tijdvak waarover het onderzoek zich uitstrekt.

Dit lid bepaalt dat personen die door de ondernemingskamer zijn aangewezen, het recht hebben om de administratie (boeken), documenten (bescheiden) en andere informatiedragers (gegevensdragers) in te zien van de rechtspersoon en de vennootschap zoals genoemd in artikel 345 lid 1. Dit mogen zij doen voor zover zij deze informatie (kennisneming) nodig achten om hun taak goed (juiste vervulling) uit te voeren. Op verzoek (desverlangd) moeten de bezittingen van de rechtspersoon en de vennootschap aan hen worden getoond. Bestuurders, eventuele commissarissen, en werknemers (degenen die in dienst zijn) van de rechtspersoon of vennootschap zijn verplicht om op verzoek (desgevraagd) alle informatie (inlichtingen) te geven die noodzakelijk is voor het uitvoeren van het onderzoek. Deze zelfde verplichting geldt ook voor personen die bestuurder of commissaris waren van de rechtspersoon of vennootschap, of daarbij in dienst waren, gedurende de periode (tijdvak) die het onderzoek beslaat.

2. De ondernemingskamer kan, indien dit voor de juiste vervulling van hun taak nodig is, de door haar benoemde personen op hun verzoek machtigen tot het raadplegen van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers en het zich doen tonen van de bezittingen van een rechtspersoon die nauw verbonden is met de rechtspersoon ten aanzien waarvan het onderzoek plaatsvindt. De bepalingen van de derde en de vierde volzin van het lid 1 zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat de ondernemingskamer de door haar benoemde onderzoekers, op hun verzoek, kan toestemming (machtigen) geven om de administratie (boeken), documenten (bescheiden) en andere informatiedragers (gegevensdragers) te raadplegen en de bezittingen te laten tonen van een rechtspersoon die een nauwe band (nauw verbonden) heeft met de rechtspersoon die wordt onderzocht. Dit is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering (juiste vervulling) van hun taak. De regels (bepalingen) uit de derde en de vierde zin van lid 1 (over de verplichting tot het verschaffen van inlichtingen door bestuurders, commissarissen en werknemers) gelden hier op eenzelfde manier (zijn van overeenkomstige toepassing).

3. Het is de met het onderzoek belaste personen verboden, hetgeen hun bij hun onderzoek blijkt, verder bekend te maken dan hun opdracht met zich brengt.

Dit lid legt een geheimhoudingsplicht op aan de personen die met het onderzoek zijn belast. Zij mogen informatie (hetgeen hun bij hun onderzoek blijkt) die zij tijdens het onderzoek te weten komen niet verder openbaar maken dan strikt noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun opdracht.

4. De met het onderzoek belaste personen stellen een verslag op van hun bevindingen. Zij stellen degenen die in het verslag worden genoemd in de gelegenheid om opmerkingen te maken ten aanzien van wezenlijke bevindingen die op henzelf betrekking hebben. Het is een ieder verboden om mededelingen te doen uit de inhoud van het concept verslag of delen daarvan die hem ter voldoening aan het bepaalde in de vorige volzin zijn voorgelegd.

Dit lid bepaalt dat de onderzoekers (de met het onderzoek belaste personen) een rapport (verslag) moeten opstellen met hun bevindingen. Personen die in dit verslag worden genoemd, krijgen de kans (worden in de gelegenheid gesteld) om te reageren (opmerkingen te maken) op belangrijke (wezenlijke) bevindingen die hen aangaan (op henzelf betrekking hebben). Het is iedereen verboden om informatie (mededelingen) te delen over de inhoud van het voorlopige rapport (concept verslag) of delen daarvan die aan hen zijn gegeven (voorgelegd) om te kunnen reageren zoals in de vorige zin is bepaald.

5. De met het onderzoek belaste personen zijn niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van het verslag van de uitkomst van het onderzoek, tenzij zij met betrekking tot hun in het verslag neergelegde bevindingen of met betrekking tot het onderzoek opzettelijk onbehoorlijk hebben gehandeld dan wel met kennelijk grove miskenning van hetgeen een behoorlijke taakvervulling meebrengt.

Dit lid regelt de aansprakelijkheid van de onderzoekers. Zij zijn niet verantwoordelijk (aansprakelijk) voor schade die voortvloeit uit het onderzoeksverslag, tenzij zij met betrekking tot hun bevindingen in het verslag of met betrekking tot het onderzoek zelf met opzet (opzettelijk) verkeerd (onbehoorlijk) hebben gehandeld, of als zij hun taak op een duidelijk zeer nalatige wijze (met kennelijk grove miskenning van hetgeen een behoorlijke taakvervulling meebrengt) hebben uitgevoerd.