Artikel 1 (Rechtspersoonlijkheid publiekrechtelijke lichamen)
1. De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.
2. Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.
3. De volgende artikelen van deze titel, behalve artikel 5, gelden niet voor de in de voorgaande leden bedoelde rechtspersonen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.
Dit betekent letterlijk dat de Staat, de provincies, de gemeenten en de waterschappen rechtspersoonlijkheid hebben. Dit geldt ook voor alle andere lichamen die op grond van de Grondwet de bevoegdheid hebben om verordeningen (algemeen verbindende voorschriften) vast te stellen. Deze entiteiten worden dus als zelfstandige juridische eenheden erkend.
2. Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.
Dit betekent letterlijk dat andere lichamen, die een deel van de taken van de overheid uitvoeren, alleen rechtspersoonlijkheid bezitten als dit expliciet is bepaald in een wet of op basis van een wet (bijvoorbeeld in een Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling).
3. De volgende artikelen van deze titel, behalve artikel 5, gelden niet voor de in de voorgaande leden bedoelde rechtspersonen.
Dit betekent letterlijk dat de artikelen die na dit artikel in Titel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek volgen, niet van toepassing zijn op de rechtspersonen die in lid 1 en lid 2 van dit artikel worden genoemd (dus de publiekrechtelijke rechtspersonen). Een uitzondering hierop is artikel 5 van deze titel, dat wel voor hen geldt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:24 - Onteigening: Strikte eisen voor eliminatie van bestemmingsplan bij waardebepaling - 14 januari 2016
Voor eliminatie van de waardeverhogende invloed van een bestemmingsplan bij onteigening is vereist dat er een concreet plan voor het werk bestond vóór de vaststelling van dat bestemmingsplan. Eliminatie is uitgesloten als de onteigenende overheid het werk niet voor eigen rekening en risico uitvoert.
ECLI:NL:RBZWB:2024:4348 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 23 juni 2024
ECLI:NL:HR:2016:1928 - Betekening aan Ontvanger: betekening aan receptionist is niet 'in persoon' - 11 augustus 2016
Betekening van een vonnis aan de Ontvanger is alleen 'in persoon' ex art. 143 lid 2 Rv als het exploot aan de aangewezen functionaris persoonlijk wordt overhandigd. Overhandiging aan een receptionist is onvoldoende, ook bij mandaat. Deze betekeningvoorschriften zijn van openbare orde.
ECLI:NL:HR:2015:38 - Arrest ACU: Delegeren dagelijks bestuur maakt directeur nog geen statutair bestuurder - 8 januari 2015
De Hoge Raad oordeelt dat een algemeen directeur, aan wie het dagelijks bestuur is gedelegeerd, niet automatisch als (uitvoerend) statutair bestuurder kwalificeert. Voor de uitzondering op de ontslagbescherming is een statutaire benoeming tot bestuurder vereist; de enkele titel 'directeur' is onvoldoende.
ECLI:NL:HR:2016:1929 - Betekening aan receptioniste start verzettermijn Ontvanger niet - 11 augustus 2016
Een exploot aan de Ontvanger is pas 'in persoon' betekend als de deurwaarder het afschrift aan de aangewezen functionaris zelf overhandigt. Overhandiging aan een receptioniste start de verzettermijn van artikel 143 lid 2 Rv niet, ook niet bij interne machtiging.
ECLI:NL:PHR:2024:839 - Parket bij de Hoge Raad - 29 augustus 2024
ECLI:NL:HR:2013:BY2691 - Universiteitspersoneel en de WHW: nog steeds een overheidsfunctie voor belastingverdrag - 28 februari 2013
Een functie bij een openbare universiteit blijft ook na de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) een 'overheidsfunctie'. Voor de toepassing van een belastingverdrag moet dit begrip worden uitgelegd naar Nederlands recht, waarbij de universiteit een publiekrechtelijke rechtspersoon met een overheidstaak blijft.