Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 7. De wettelijke gemeenschap van goederen
Afdeling 3. Ontbinding van de gemeenschap
Artikel 99

Artikel 99 (Ontbinding wettelijke gemeenschap van goederen)

Laatste versie

1. De gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden:

a. in geval van het eindigen van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap door overlijden: op het tijdstip van overlijden; b. in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de rechter: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding onderscheidenlijk indiening van het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap; c. in geval van scheiding van tafel en bed: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot scheiding van tafel en bed; d. in geval van opheffing van de gemeenschap door een beschikking: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap; e. in geval van beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden: op het tijdstip waarop de overeenkomst tot beëindiging wordt gesloten; f. in geval van vermissing en een daarop gevolgd huwelijk of geregistreerd partnerschap: op het tijdstip waarop de beschikking, bedoeld in artikel 417, eerste lid, in kracht van gewijsde is gegaan; g. in geval van opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden: op het tijdstip, bedoeld in artikel 120, eerste lid.

2. De ontbinding van de gemeenschap door indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, alsmede door sluiting van een overeenkomst als bedoeld onder e, kan aan derden die daarvan onkundig waren slechts worden tegengeworpen, indien het desbetreffende verzoek dan wel de overeenkomst ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116.

3. Indien vast komt te staan dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, dan wel een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onder e, niet meer kan leiden tot echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, scheiding van tafel en bed, opheffing van de gemeenschap door een beschikking, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, worden alle gevolgen van de gemeenschap geacht steeds te hebben bestaan, alsof er geen verzoek was ingediend of overeenkomst was gesloten, tenzij zich inmiddels een andere grond voor ontbinding heeft voorgedaan. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht tussen het tijdstip van indiening van het verzoek of sluiting van de overeenkomst en het tijdstip waarop komt vast te staan dat het verzoek of de overeenkomst niet meer tot het in de eerste zin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.

4. Tezamen met een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d kan reeds overeenkomstig titel 7 van Boek 3 een vordering worden ingesteld tot verdeling van de gemeenschap, tot gelasten van de wijze van verdeling en tot vaststelling van de verdeling.

Uitleg in duidelijke taal

1. De gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden:

Dit betekent dat de wettelijke gemeenschap van goederen automatisch, krachtens de wet, wordt beëindigd in de hierna genoemde gevallen en op de daarbij vermelde tijdstippen.

a. in geval van het eindigen van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap door overlijden: op het tijdstip van overlijden;

Dit houdt in dat als het huwelijk of het geregistreerd partnerschap eindigt doordat een van de partners overlijdt, de gemeenschap van goederen ontbonden wordt op het exacte moment van dat overlijden.

b. in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de rechter: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding onderscheidenlijk indiening van het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap;

Dit betekent dat wanneer het huwelijk wordt beëindigd door echtscheiding, of wanneer het geregistreerd partnerschap wordt ontbonden door een rechterlijke uitspraak, de gemeenschap van goederen ontbonden wordt op het moment dat het verzoek tot echtscheiding onderscheidenlijk het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap bij de rechtbank is ingediend.

c. in geval van scheiding van tafel en bed: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot scheiding van tafel en bed;

Dit houdt in dat bij een scheiding van tafel en bed, de gemeenschap van goederen ontbonden wordt op het moment dat het verzoek tot scheiding van tafel en bed bij de rechtbank is ingediend.

d. in geval van opheffing van de gemeenschap door een beschikking: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap;

Dit betekent dat als de gemeenschap van goederen wordt opgeheven door een rechterlijke beschikking, de ontbinding plaatsvindt op het moment dat het verzoek tot opheffing van de gemeenschap bij de rechtbank is ingediend.

e. in geval van beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden: op het tijdstip waarop de overeenkomst tot beëindiging wordt gesloten;

Dit houdt in dat wanneer een geregistreerd partnerschap wordt beëindigd doordat beide partners het daarmee eens zijn (wederzijds goedvinden), de gemeenschap van goederen ontbonden wordt op het moment dat de overeenkomst tot beëindiging van het partnerschap wordt gesloten.

f. in geval van vermissing en een daarop gevolgd huwelijk of geregistreerd partnerschap: op het tijdstip waarop de beschikking, bedoeld in artikel 417, eerste lid, in kracht van gewijsde is gegaan;

Dit betekent dat als een partner vermist is en de andere partner een nieuw huwelijk of geregistreerd partnerschap aangaat, de gemeenschap ontbonden wordt op het tijdstip waarop de rechterlijke beschikking, zoals bedoeld in artikel 417, eerste lid, definitief en onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan).

g. in geval van opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden: op het tijdstip, bedoeld in artikel 120, eerste lid.

Dit houdt in dat als de gemeenschap van goederen wordt opgeheven door middel van huwelijkse voorwaarden die tijdens het huwelijk worden opgesteld, de ontbinding plaatsvindt op het tijdstip zoals bepaald in artikel 120, eerste lid.

2. De ontbinding van de gemeenschap door indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, alsmede door sluiting van een overeenkomst als bedoeld onder e, kan aan derden die daarvan onkundig waren slechts worden tegengeworpen, indien het desbetreffende verzoek dan wel de overeenkomst ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116.

Dit lid bepaalt dat de ontbinding van de gemeenschap, die plaatsvindt door de indiening van een verzoek (zoals genoemd in het eerste lid, onder b, c, en d) of door het sluiten van een overeenkomst (zoals genoemd onder e), pas gevolgen heeft voor derden (buitenstaanders) die niet op de hoogte waren van deze ontbinding (daarvan onkundig waren), indien het desbetreffende verzoek of de overeenkomst is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister, dat wordt genoemd in artikel 116. Pas dan kan de ontbinding aan hen worden tegengeworpen.

3. Indien vast komt te staan dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, dan wel een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onder e, niet meer kan leiden tot echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, scheiding van tafel en bed, opheffing van de gemeenschap door een beschikking, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, worden alle gevolgen van de gemeenschap geacht steeds te hebben bestaan, alsof er geen verzoek was ingediend of overeenkomst was gesloten, tenzij zich inmiddels een andere grond voor ontbinding heeft voorgedaan. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht tussen het tijdstip van indiening van het verzoek of sluiting van de overeenkomst en het tijdstip waarop komt vast te staan dat het verzoek of de overeenkomst niet meer tot het in de eerste zin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.

Dit lid stelt dat als later blijkt (vast komt te staan) dat een ingediend verzoek (zoals genoemd in het eerste lid, onder b, c, of d) of een gesloten overeenkomst (zoals genoemd in het eerste lid, onder e) niet langer kan resulteren in een echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, scheiding van tafel en bed, opheffing van de gemeenschap door een beschikking, of (onderscheidenlijk) beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, dan wordt de situatie hersteld alsof de gemeenschap van goederen nooit ontbonden is geweest. Dit betekent dat alle gevolgen van de gemeenschap geacht worden altijd te hebben bestaan, alsof er geen verzoek was ingediend of geen overeenkomst was gesloten. Een uitzondering hierop is als er in de tussentijd (inmiddels) een andere reden (grond) voor ontbinding van de gemeenschap is ontstaan. Desondanks (nochtans) wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht in de periode tussen het indienen van het verzoek of het sluiten van de overeenkomst en het moment waarop vaststaat dat dit verzoek of deze overeenkomst niet meer tot het in de eerste zin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het tijdstip waarop die handelingen zijn verricht.

4. Tezamen met een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d kan reeds overeenkomstig titel 7 van Boek 3 een vordering worden ingesteld tot verdeling van de gemeenschap, tot gelasten van de wijze van verdeling en tot vaststelling van de verdeling.

Dit lid geeft aan dat gelijktijdig (tezamen) met een verzoek zoals bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d (dus een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed, of opheffing van de gemeenschap), al een vordering kan worden ingesteld overeenkomstig titel 7 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Deze vordering kan strekken tot verdeling van de gemeenschap, tot het bevelen (gelasten) van de wijze van verdeling, en tot vaststelling van de verdeling.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad32x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:2050 - Hoge Raad - 19 december 2013

ECLI:NL:HR:2013:205019 december 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Gelderland1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBGEL:2024:1784 - Rechtbank Gelderland - 26 maart 2024

ECLI:NL:RBGEL:2024:178426 maart 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2023:9178 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 19 december 2023

ECLI:NL:RBZWB:2023:917819 december 2023Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2024:6606 - Rechtbank Gelderland - 29 september 2024

ECLI:NL:RBGEL:2024:660629 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2024:6548 - Rechtbank Gelderland - 23 september 2024

ECLI:NL:RBGEL:2024:654823 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBOBR:2024:4238 - Rechtbank Oost-Brabant - 2 september 2024

ECLI:NL:RBOBR:2024:42382 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:3302 - Rechtbank Midden-Nederland - 30 mei 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:330230 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:499 - Rechtbank Overijssel - 24 januari 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:49924 januari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2023:7258 - Rechtbank Gelderland - 18 december 2023

ECLI:NL:RBGEL:2023:725818 december 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:273 - Ontslagvergoeding en gemeenschap van goederen: het moment van ontbinding is cruciaal - 21 februari 2019

ECLI:NL:HR:2019:27321 februari 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een ontslagvergoeding die strekt tot vervanging van toekomstig inkomen valt niet in de huwelijksgemeenschap, voor zover deze ziet op de periode na de ontbinding daarvan. Het moment van indiening van het echtscheidingsverzoek is hierbij bepalend. De vergoeding is dan niet verknocht, maar valt geheel buiten de gemeenschap.