Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 7. De wettelijke gemeenschap van goederen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 94

Artikel 94 (Omvang wettelijke gemeenschap van goederen)

Laatste versie

1. Van het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen.

2. De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle overige goederen van de echtgenoten, door ieder van hen afzonderlijk of door hen tezamen vanaf de aanvang van de gemeenschap tot haar ontbinding verkregen, met uitzondering van:

a. krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of gift verkregen goederen; b. pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is, alsmede met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen; c. rechten op het vestigen van vruchtgebruik als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Boek 4, vruchtgebruik dat op grond van die bepalingen is gevestigd, alsmede hetgeen wordt verkregen ingevolge de artikelen 34, 35, 36, 38, 63 tot en met 92 en 126, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en c, van Boek 4.

3. Het tweede lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op:

a. giften van tot de gemeenschap behorende goederen aan de andere echtgenoot; b. goederen, alsmede de vruchten van die goederen, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking of bij de gift is bepaald dat zij in de gemeenschap vallen.

4. Goederen, alsmede de vruchten van die goederen, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen, blijven buiten de gemeenschap, ook al zijn echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen dat krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of gift verkregen goederen dan wel de vruchten daarvan in de gemeenschap vallen.

5. Goederen en schulden die aan een van de echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet.

6. Vruchten van goederen die niet in de gemeenschap vallen, vallen evenmin in de gemeenschap. Buiten de gemeenschap valt hetgeen wordt geïnd op een vordering die buiten de gemeenschap valt, alsmede een vordering tot vergoeding die in de plaats van een eigen goed van een echtgenoot treedt, waaronder begrepen een vordering ter zake van waardevermindering van zulk een goed.

7. De gemeenschap omvat, wat haar lasten betreft, alle vóór het bestaan van de gemeenschap ontstane gemeenschappelijke schulden, alle schulden betreffende goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden van ieder van de echtgenoten, met uitzondering van schulden:

a. betreffende van de gemeenschap uitgezonderde goederen; b. die behoren tot een nalatenschap waartoe een echtgenoot is gerechtigd; c. uit door een van de echtgenoten gedane giften, gemaakte bedingen en aangegane omzettingen als bedoeld in artikel 126, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en c, van Boek 4.

8. Bestaat tussen echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt dit goed als gemeenschapsgoed aangemerkt. Het vermoeden werkt niet ten nadele van de schuldeisers van de echtgenoten.

Uitleg in duidelijke taal

1. Van het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen.

Dit lid betekent letterlijk dat vanaf het moment dat een huwelijk officieel wordt gesloten (voltrekking), er automatisch (van rechtswege) een gezamenlijk vermogen (gemeenschap van goederen) ontstaat tussen de echtgenoten.

2. De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle overige goederen van de echtgenoten, door ieder van hen afzonderlijk of door hen tezamen vanaf de aanvang van de gemeenschap tot haar ontbinding verkregen, met uitzondering van:

Dit lid specificeert welke bezittingen (baten) tot de gemeenschap van goederen behoren. Dit zijn:

  • alle goederen die vóór het huwelijk al gezamenlijk eigendom waren van de echtgenoten.
  • alle andere goederen die de echtgenoten, hetzij ieder apart, hetzij samen, hebben verkregen vanaf het begin van de gemeenschap (meestal de huwelijksdatum) tot aan het moment dat de gemeenschap wordt ontbonden. Er zijn echter uitzonderingen op deze regel, die hierna worden genoemd.

a. krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of gift verkregen goederen;

Dit onderdeel betekent letterlijk dat goederen die verkregen zijn door erfopvolging zonder testament (bij versterf), door een testamentaire beschikking (making), als voordeel uit een testamentaire last (lastbevoordeling), of als een schenking (gift), in principe buiten de gemeenschap van goederen vallen.

b. pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is, alsmede met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen;

Dit onderdeel betekent letterlijk dat pensioenrechten die vallen onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, evenals de daaraan gekoppelde rechten op een pensioen voor nabestaanden, buiten de gemeenschap van goederen vallen.

c. rechten op het vestigen van vruchtgebruik als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Boek 4, vruchtgebruik dat op grond van die bepalingen is gevestigd, alsmede hetgeen wordt verkregen ingevolge de artikelen 34, 35, 36, 38, 63 tot en met 92 en 126, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en c, van Boek 4.

Dit onderdeel betekent letterlijk dat de volgende zaken buiten de gemeenschap van goederen vallen: rechten om vruchtgebruik te vestigen zoals omschreven in de artikelen 29 en 30 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, reeds gevestigd vruchtgebruik op basis van die artikelen, en alles wat verkregen wordt op grond van de artikelen 34, 35, 36, 38, 63 tot en met 92, en artikel 126, lid 1 en lid 2, onderdelen a en c, van Boek 4.

3. Het tweede lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op:

Dit lid geeft aan dat de uitzondering genoemd in lid 2, specifiek onderdeel a (dat erfenissen en giften buiten de gemeenschap vallen), niet geldt in de volgende situaties:

a. giften van tot de gemeenschap behorende goederen aan de andere echtgenoot;

Dit onderdeel betekent letterlijk dat de uitzondering niet geldt voor schenkingen die een echtgenoot doet aan de andere echtgenoot, waarbij de geschonken goederen al tot de gemeenschap van goederen behoorden. Deze blijven dus in de gemeenschap of komen er (opnieuw) in.

b. goederen, alsmede de vruchten van die goederen, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking of bij de gift is bepaald dat zij in de gemeenschap vallen.

Dit onderdeel betekent letterlijk dat de uitzondering niet geldt voor goederen (en de opbrengsten daarvan, zoals rente of huur) waarvoor in een testament (uiterste wilsbeschikking) of bij de schenking expliciet is vastgelegd dat ze wél in de gemeenschap van goederen moeten vallen (een zogenaamde insluitingsclausule).

4. Goederen, alsmede de vruchten van die goederen, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen, blijven buiten de gemeenschap, ook al zijn echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen dat krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of gift verkregen goederen dan wel de vruchten daarvan in de gemeenschap vallen.

Dit lid stelt dat als een erflater in een testament (uiterste wilsbeschikking) of een schenker bij een gift expliciet bepaalt dat de verkregen goederen (en de opbrengsten daarvan) buiten de gemeenschap van goederen moeten blijven (een zogenaamde uitsluitingsclausule), deze goederen ook daadwerkelijk privévermogen blijven. Dit geldt zelfs als de echtgenoten in hun huwelijkse voorwaarden hebben afgesproken dat dergelijke verkrijgingen (erfenissen, giften etc.) wél in de gemeenschap zouden vallen. De wens van de erflater of schenker gaat hier dus voor.

5. Goederen en schulden die aan een van de echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet.

Dit lid bepaalt dat goederen en schulden die op een zeer persoonlijke manier verbonden zijn aan één van de echtgenoten (verknocht zijn), alleen deel uitmaken van de gemeenschap van goederen als de aard van die persoonlijke verbondenheid dit toelaat. De mate van verknochtheid is dus bepalend.

6. Vruchten van goederen die niet in de gemeenschap vallen, vallen evenmin in de gemeenschap. Buiten de gemeenschap valt hetgeen wordt geïnd op een vordering die buiten de gemeenschap valt, alsmede een vordering tot vergoeding die in de plaats van een eigen goed van een echtgenoot treedt, waaronder begrepen een vordering ter zake van waardevermindering van zulk een goed.

Dit lid stelt dat opbrengsten (vruchten, zoals rente of huur) van privégoederen (goederen die niet in de gemeenschap vallen) ook privé blijven en dus niet in de gemeenschap vallen. Verder valt ook hetgeen ontvangen wordt uit een privé-vordering (een vordering die buiten de gemeenschap valt) buiten de gemeenschap. Dit geldt ook voor een vordering tot schadevergoeding die in de plaats komt van een privégoed van een echtgenoot, inclusief een vordering vanwege waardevermindering van zo'n privégoed (zaaksvervanging).

7. De gemeenschap omvat, wat haar lasten betreft, alle vóór het bestaan van de gemeenschap ontstane gemeenschappelijke schulden, alle schulden betreffende goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden van ieder van de echtgenoten, met uitzondering van schulden:

Dit lid specificeert welke schulden (lasten) tot de gemeenschap van goederen behoren. Dit zijn:

  • alle schulden die al bestonden vóór het huwelijk en die gemeenschappelijk waren.
  • alle schulden die betrekking hebben op goederen die vóór het huwelijk al gezamenlijk eigendom waren van de echtgenoten.
  • alle schulden die tijdens het huwelijk zijn ontstaan door één van de echtgenoten. Er zijn echter uitzonderingen op deze regel, die hierna worden genoemd.

a. betreffende van de gemeenschap uitgezonderde goederen;

Dit onderdeel betekent letterlijk dat schulden die specifiek betrekking hebben op goederen die privévermogen zijn (en dus van de gemeenschap zijn uitgezonderd), buiten de gemeenschap vallen.

b. die behoren tot een nalatenschap waartoe een echtgenoot is gerechtigd;

Dit onderdeel betekent letterlijk dat schulden die deel uitmaken van een erfenis (nalatenschap) waar een echtgenoot recht op heeft, buiten de gemeenschap vallen.

c. uit door een van de echtgenoten gedane giften, gemaakte bedingen en aangegane omzettingen als bedoeld in artikel 126, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en c, van Boek 4.

Dit onderdeel betekent letterlijk dat schulden die voortkomen uit schenkingen, bepaalde afspraken (bedingen) of omzettingen zoals genoemd in artikel 126, lid 1 en lid 2, onderdelen a en c, van Boek 4 (betreffende erfrecht), die door één van de echtgenoten zijn gedaan, buiten de gemeenschap vallen.

8. Bestaat tussen echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt dit goed als gemeenschapsgoed aangemerkt. Het vermoeden werkt niet ten nadele van de schuldeisers van de echtgenoten.

Dit lid stelt dat als echtgenoten het niet eens zijn over wie de eigenaar is van een bepaald goed, en geen van beiden kan bewijzen dat het goed van hem of haar is, het goed wordt beschouwd als behorend tot de gemeenschap van goederen (gemeenschapsgoed). Dit wettelijk vermoeden mag echter niet nadelig zijn voor de schuldeisers van de echtgenoten.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad65x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV1749

ECLI:NL:HR:2012:BV174930 maart 2012Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad61x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:504 - Privéschenking op gemeenschapsrekening: vergoedingsrecht blijft bestaan na consumptie

ECLI:NL:HR:2019:5045 april 2019Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Een echtgenoot die privévermogen op een gemeenschappelijke rekening stort, behoudt een vergoedingsrecht op de gemeenschap. Dat de gelden vervolgens worden geconsumeerd of besteed aan huishoudelijke kosten, doet hier in beginsel niet aan af. De bewijslast ligt bij de andere echtgenoot om aan te tonen dat dit recht is verminderd.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad35x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BY0957

ECLI:NL:HR:2012:BY09577 december 2012Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad37x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1293

ECLI:NL:HR:2016:129324 juni 2016Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad30x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:270 - Verknochtheid ontslagvergoeding: stamrecht, bedrag ineens en doel van de uitkering

ECLI:NL:HR:2018:27023 februari 2018Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak

Een ontslagvergoeding kan verknocht zijn, ook als deze als bedrag ineens is uitbetaald. Cruciaal is het doel: vervanging van inkomen na ontbinding huwelijk is verknocht, maar een oudedagsvoorziening valt in beginsel in de gemeenschap. De rechter moet dit onderscheid onderzoeken.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht, Arbeidsrecht
Hoge Raad35x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:156 - Eenvoudige gemeenschap, verrekenbeding en de plicht tot rekening en verantwoording

ECLI:NL:HR:2017:1563 februari 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een eenvoudige gemeenschap valt niet onder de uitzondering voor huwelijksgemeenschappen in een wettelijk deelgenootschap. De plicht tot rekening en verantwoording (art. 3:173 BW) geldt ook tussen echtgenoten voor het beheer over goederen in een eenvoudige gemeenschap.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Goederenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:276

ECLI:NL:HR:2017:27617 februari 2017Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad24x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BF2295

ECLI:NL:HR:2008:BF229526 september 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BE9080

ECLI:NL:HR:2008:BE908017 oktober 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2379

ECLI:NL:HR:2018:237921 december 2018Dit wetsartikel wordt 14 keer genoemd in deze uitspraak