Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 20. Mentorschap ten behoeve van meerderjarigen
Artikel 452

Artikel 452 (Benoeming mentor: procedure en vereisten)

Laatste versie

1. De rechter die het mentorschap instelt, benoemt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.

2. Zo nodig kan een tijdelijke mentor worden benoemd.

3. De rechter volgt bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

4. Tenzij het vorige lid is toegepast, wordt, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot mentor benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. Huwt de betrokkene, gaat hij een geregistreerd partnerschap aan of verkrijgt hij een andere levensgezel, dan kan ieder van hen verzoeken, dat de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de andere levensgezel van de betrokkene in de plaats van de tegenwoordige mentor wordt benoemd.

5. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid komt voor benoeming tot mentor in aanmerking.

6. De volgende personen kunnen niet tot mentor worden benoemd:

a. handelingsonbekwamen; b. zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld; c. de direct betrokken of behandelend hulpverlener; d. personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt; e. personen verbonden met de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt, doordat:

de instelling of personen behorende tot de leiding van de instelling, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kunnen uitoefenen, dan wel meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kunnen benoemen of ontslaan, de persoon en de instelling deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 24b van boek 2, of de bestuurder van de rechtspersoon tevens behoort tot de leiding of het personeel van de instelling.

7. Een andere persoon dan in het vierde lid bedoeld, die ten behoeve van drie of meer personen mentor, curator of bewindvoerder is, komt alleen dan voor benoeming in aanmerking indien deze wat zijn bedrijfsvoering en scholing betreft, alsmede, voor zover van toepassing, de werving, de scholing en begeleiding van en het toezicht op de personen door wie hij de taken van een mentor uitoefent, voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen kwaliteitseisen, alsmede aan de verplichtingen bedoeld in artikel 15i van boek 3.

8. De persoon, bedoeld in het zevende lid, legt aan de rechter die hem benoemt, over:

a. zijn verklaring dat hij aan de in het zevende lid bedoelde kwaliteitseisen en verplichtingen voldoet, b. een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2, dan wel van een door de kantonrechter benoemde deskundige, van diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen wordt voldaan, en c. een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten, bedoeld in artikel 10 van boek 2, dan wel, voor zover van toepassing, omtrent de jaarrekening overeenkomstig titel 9 van boek 2. Artikel 396, zevende lid, van boek 2 is ten aanzien van artikel 393 lid 1 niet van toepassing.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag, de benoeming van de deskundige, alsmede de wijze van overlegging. Toont de persoon aan dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaring en het verslag, bedoeld in het zevende lid, onderdelen a en b, reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging van de verklaring en het verslag vrijgesteld. Toont de persoon aan dat hij in de 24 maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaring, bedoeld in het zevende lid, onderdeel c, reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging van deze verklaring vrijgesteld.

9. De rechter kan twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Zijn er twee mentoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een mentor toekomen, alleen verrichten. De rechter kan zo nodig een taakverdeling tussen de mentoren vaststellen. Bij verschil van mening tussen de mentoren beslist op verzoek van een van hen of op verzoek van een instelling als bedoeld in artikel 451, tweede lid, de kantonrechter. Deze kan ook een verdeling van de beloning vaststellen.

10. De taak van de mentor vangt aan daags nadat de beschikking, houdende de benoeming, is verstrekt of verzonden, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter die het mentorschap instelt, benoemt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.

Dit lid bepaalt dat de rechter die een mentorschap instelt, tegelijkertijd met die instelling of zo spoedig mogelijk daarna een mentor benoemt. De rechter moet zich ervan verzekeren (vergewist zich van) dat de beoogde mentor bereid is de taak op zich te nemen en moet een oordeel vormen over de geschiktheid van de persoon die benoemd gaat worden.

2. Zo nodig kan een tijdelijke mentor worden benoemd.

Dit lid geeft aan dat, indien de situatie dat vereist (zo nodig), een tijdelijke mentor benoemd kan worden.

3. De rechter volgt bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

Dit lid stelt dat de rechter bij het benoemen van een mentor de expliciet (uitdrukkelijke) aangegeven voorkeur van de persoon voor wie het mentorschap is (de betrokkene) moet volgen. Een uitzondering hierop is als er zwaarwegende (gegronde) redenen zijn die zich verzetten tegen het benoemen van de persoon die de voorkeur heeft.

4. Tenzij het vorige lid is toegepast, wordt, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot mentor benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. Huwt de betrokkene, gaat hij een geregistreerd partnerschap aan of verkrijgt hij een andere levensgezel, dan kan ieder van hen verzoeken, dat de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de andere levensgezel van de betrokkene in de plaats van de tegenwoordige mentor wordt benoemd.

Dit lid beschrijft de rangorde voor de keuze van een mentor, tenzij lid 3 (de voorkeur van de betrokkene) al is toegepast. Als de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap heeft of een andere levensgezel heeft, wordt bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel benoemd. Als dit niet van toepassing is, gaat de voorkeur uit naar een van de ouders, kinderen, broers of zusters van de betrokkene. Indien de betrokkene na instelling van het mentorschap trouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een andere levensgezel krijgt, kan zowel de betrokkene als de nieuwe partner verzoeken dat deze partner de huidige mentor vervangt.

5. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid komt voor benoeming tot mentor in aanmerking.

Dit lid bepaalt dat een organisatie met volledige juridische handelingsbekwaamheid (rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid), zoals een stichting of BV, benoemd kan worden tot mentor.

6. De volgende personen kunnen niet tot mentor worden benoemd:

Dit lid somt op welke personen niet tot mentor benoemd mogen worden:

a. handelingsonbekwamen;

Personen die volgens de wet niet zelfstandig rechtshandelingen mogen verrichten (handelingsonbekwamen), zoals minderjarigen of personen die onder curatele staan.

b. zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld;

Personen voor wie zelf al een mentorschap is ingesteld.

c. de direct betrokken of behandelend hulpverlener;

De hulpverlener die direct betrokken is bij de zorg voor of behandeling van de betrokkene.

d. personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt;

Personen die deel uitmaken van de leiding of het personeel van de zorginstelling waar de betrokkene verblijft of die begeleiding biedt aan de betrokkene.

e. personen verbonden met de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt, doordat:

Personen die op specifieke wijzen verbonden zijn met de zorg- of begeleidingsinstelling van de betrokkene, namelijk wanneer:

de instelling of personen behorende tot de leiding van de instelling, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kunnen uitoefenen, dan wel meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kunnen benoemen of ontslaan,

De instelling zelf, of personen uit de leiding van die instelling, alleen of gezamenlijk meer dan de helft van de stemrechten bezitten in de algemene vergadering van de (kandidaat-)mentor (indien deze een rechtspersoon is), of de bevoegdheid hebben meer dan de helft van de bestuurders of commissarissen van die rechtspersoon te benoemen of te ontslaan.

de persoon en de instelling deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 24b van boek 2, of

De (kandidaat-)mentor en de instelling onderdeel zijn van dezelfde economische eenheid (groep) zoals gedefinieerd in artikel 2:24b BW.

de bestuurder van de rechtspersoon tevens behoort tot de leiding of het personeel van de instelling.

De bestuurder van de (kandidaat-)mentor (indien deze een rechtspersoon is) tegelijkertijd ook deel uitmaakt van de leiding of het personeel van de zorg- of begeleidingsinstelling.

7. Een andere persoon dan in het vierde lid bedoeld, die ten behoeve van drie of meer personen mentor, curator of bewindvoerder is, komt alleen dan voor benoeming in aanmerking indien deze wat zijn bedrijfsvoering en scholing betreft, alsmede, voor zover van toepassing, de werving, de scholing en begeleiding van en het toezicht op de personen door wie hij de taken van een mentor uitoefent, voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen kwaliteitseisen, alsmede aan de verplichtingen bedoeld in artikel 15i van boek 3.

Dit lid stelt dat een persoon (niet zijnde een familielid zoals genoemd in lid 4) die al voor drie of meer personen als mentor, curator of bewindvoerder optreedt (een professionele mentor), alleen benoemd kan worden als deze voldoet aan specifieke kwaliteitseisen. Deze eisen, vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur, betreffen de bedrijfsvoering, scholing, en (indien van toepassing) de werving, scholing, begeleiding van en toezicht op medewerkers die mentortaken uitvoeren. Daarnaast moet voldaan worden aan de verplichtingen uit artikel 3:15i BW.

8. De persoon, bedoeld in het zevende lid, legt aan de rechter die hem benoemt, over:

Dit lid specificeert welke documenten een professionele mentor (zoals bedoeld in lid 7) moet overleggen aan de rechter bij zijn benoeming:

a. zijn verklaring dat hij aan de in het zevende lid bedoelde kwaliteitseisen en verplichtingen voldoet,

Een eigen verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de kwaliteitseisen en verplichtingen genoemd in lid 7.

b. een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2, dan wel van een door de kantonrechter benoemde deskundige, van diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen wordt voldaan, en

Een verslag van een accountant (zoals omschreven in artikel 2:393 lid 1 BW) of van een door de kantonrechter aangewezen deskundige, met daarin de bevindingen over hoe aan de gestelde eisen wordt voldaan.

c. een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten, bedoeld in artikel 10 van boek 2, dan wel, voor zover van toepassing, omtrent de jaarrekening overeenkomstig titel 9 van boek 2. Artikel 396, zevende lid, van boek 2 is ten aanzien van artikel 393 lid 1 niet van toepassing.

Een verklaring van de accountant over de balans en de staat van baten en lasten (volgens artikel 2:10 BW), of, indien relevant, over de jaarrekening (volgens Titel 9 van Boek 2 BW). De bepaling van artikel 2:396 lid 7 BW (betreffende een lichtere accountantscontrole voor kleine rechtspersonen) is hier niet van toepassing op artikel 2:393 lid 1 BW.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag, de benoeming van de deskundige, alsmede de wijze van overlegging. Toont de persoon aan dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaring en het verslag, bedoeld in het zevende lid, onderdelen a en b, reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging van de verklaring en het verslag vrijgesteld. Toont de persoon aan dat hij in de 24 maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaring, bedoeld in het zevende lid, onderdeel c, reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging van deze verklaring vrijgesteld.

Dit gedeelte stelt dat via een algemene maatregel van bestuur verdere regels kunnen worden opgesteld over de vorm en inhoud van de vereiste verklaringen en het verslag, de benoeming van de deskundige, en hoe deze documenten moeten worden ingediend (wijze van overlegging). Als de persoon kan aantonen dat hij de verklaring en het verslag (genoemd in lid 7, sub a en b) in de afgelopen twaalf maanden al aan de rechter heeft verstrekt, hoeft hij deze niet opnieuw in te dienen. Evenzo, als hij de verklaring (genoemd in lid 7, sub c) in de afgelopen 24 maanden al heeft overgelegd, is hij vrijgesteld van het opnieuw indienen van die specifieke verklaring.

9. De rechter kan twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Zijn er twee mentoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een mentor toekomen, alleen verrichten. De rechter kan zo nodig een taakverdeling tussen de mentoren vaststellen. Bij verschil van mening tussen de mentoren beslist op verzoek van een van hen of op verzoek van een instelling als bedoeld in artikel 451, tweede lid, de kantonrechter. Deze kan ook een verdeling van de beloning vaststellen.

Dit lid geeft de rechter de mogelijkheid om twee mentoren te benoemen, tenzij er zwaarwegende (gegronde) redenen zijn om dit niet te doen. Als er twee mentoren zijn, mag elk van hen zelfstandig (alleen) de taken van een mentor uitvoeren. De rechter kan, indien nodig, een verdeling van de taken tussen de twee mentoren bepalen. Als de mentoren het oneens zijn (verschil van mening), kan de kantonrechter een beslissing nemen op verzoek van een van de mentoren of op verzoek van een instelling (zoals genoemd in artikel 451, lid 2). De kantonrechter kan ook bepalen hoe de beloning tussen de mentoren wordt verdeeld.

10. De taak van de mentor vangt aan daags nadat de beschikking, houdende de benoeming, is verstrekt of verzonden, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

Dit lid bepaalt dat de taken van de mentor beginnen op de dag nadat de officiële beslissing (beschikking) waarin de benoeming staat, is overhandigd (verstrekt) of verstuurd. Een uitzondering is als in de beschikking zelf een latere startdatum is opgenomen.