Artikel 451 (Verzoek, instelling en aanvang mentorschap)
1. Het mentorschap kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn curator of zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 19 van dit boek. In het in artikel 450, derde lid, van dit boek bedoelde geval kan het mentorschap uitsluitend worden verzocht door de betrokkene.
2. Het mentorschap kan, behoudens in het in artikel 450, derde lid, bedoelde geval, voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. In het laatste geval wordt in het verzoekschrift tevens vermeld waarom de in het eerste lid genoemde personen - bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen - niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.
3. De rechter bij wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, kan bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
4. Een verzoek tot omzetting van curatele in mentorschap ten behoeve van een persoon die onder curatele is gesteld, wordt aanhangig gemaakt bij de rechter die bevoegd is over opheffing van de curatele te beslissen. Deze rechter kan, bij opheffing van de curatele, ook ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
5. Het mentorschap treedt in werking daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden, tenzij de beschikking een later tijdstip van ingang vermeldt. In het geval, bedoeld in artikel 450, tweede lid, van dit boek treedt het mentorschap in werking op het tijdstip waarop de betrokken persoon meerderjarig wordt.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Het mentorschap kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn curator of zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 19 van dit boek. In het in artikel 450, derde lid, van dit boek bedoelde geval kan het mentorschap uitsluitend worden verzocht door de betrokkene.
- de betrokken persoon zelf;
- zijn echtgenoot;
- zijn geregistreerde partner of een andere levensgezel;
- zijn bloedverwanten in de rechte lijn (zoals ouders, kinderen, kleinkinderen);
- en zijn bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad (zoals broers, zussen, ooms, tantes, neven, nichten);
- degene die op grond van artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent;
- zijn voogd;
- zijn curator;
- of zijn bewindvoerder zoals omschreven in titel 19 van dit boek. Er is een uitzondering voor het geval dat bedoeld wordt in artikel 450, derde lid, van dit boek: in die specifieke situatie kan het mentorschap alleen (uitsluitend) door de betrokkene zelf worden verzocht.
2. Het mentorschap kan, behoudens in het in artikel 450, derde lid, bedoelde geval, voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. In het laatste geval wordt in het verzoekschrift tevens vermeld waarom de in het eerste lid genoemde personen - bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen - niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.
- het openbaar ministerie;
- en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. Wanneer een dergelijke instelling het verzoek indient (in het laatste geval), moet in het verzoekschrift ook worden aangegeven (vermeld) waarom de personen die in het eerste lid zijn genoemd (met uitsluiting van bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad) niet zelf een verzoek hebben ingediend.
3. De rechter bij wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, kan bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
Dit lid bepaalt dat een rechter die een verzoek behandelt voor het instellen van curatele (ondercuratelestelling) of voor het beëindigen (opheffing) van de curatele, uit eigen beweging (ambtshalve) kan besluiten tot het instellen van mentorschap. Dit kan gebeuren wanneer de rechter het verzoek tot ondercuratelestelling afwijst, of (onderscheidenlijk) wanneer de rechter het verzoek tot opheffing van de curatele inwilligt.
4. Een verzoek tot omzetting van curatele in mentorschap ten behoeve van een persoon die onder curatele is gesteld, wordt aanhangig gemaakt bij de rechter die bevoegd is over opheffing van de curatele te beslissen. Deze rechter kan, bij opheffing van de curatele, ook ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
Dit lid beschrijft dat een verzoek om een bestaande curatele om te zetten in een mentorschap voor een persoon die onder curatele staat, moet worden ingediend (aanhangig gemaakt) bij de rechter die de bevoegdheid heeft om te beslissen over het beëindigen (opheffing) van die curatele. Deze zelfde rechter heeft de mogelijkheid om, op het moment dat de curatele wordt opgeheven, ook uit eigen beweging (ambtshalve) over te gaan tot het instellen van het mentorschap.
5. Het mentorschap treedt in werking daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden, tenzij de beschikking een later tijdstip van ingang vermeldt. In het geval, bedoeld in artikel 450, tweede lid, van dit boek treedt het mentorschap in werking op het tijdstip waarop de betrokken persoon meerderjarig wordt.
Dit lid regelt wanneer het mentorschap van kracht wordt (in werking treedt). Dit gebeurt normaal gesproken de dag nadat (daags nadat) de rechterlijke uitspraak (beschikking) is overhandigd (verstrekt) of verstuurd (verzonden), tenzij de beschikking zelf een latere ingangsdatum (later tijdstip van ingang) aangeeft. In de situatie zoals omschreven in artikel 450, tweede lid, van dit boek (betreffende mentorschap voor een minderjarige die volwassen wordt), begint het mentorschap op het moment dat de betrokken persoon de leeftijd van achttien jaar bereikt (meerderjarig wordt).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:950 - Uitbreiding belanghebbendenbegrip: familie ook betrokken bij ontslag van curator of bewindvoerder
Een procedure over het ontslag van een curator, bewindvoerder of mentor is een 'zaak van curatele, onderbewindstelling of mentorschap'. Daarom zijn naaste familieleden, zoals bedoeld in art. 798 lid 2 Rv, ook belanghebbenden en moeten zij in de procedure worden betrokken.