Artikel 449 (Einde, opheffing en verlenging onderbewindstelling)
1. Het bewind eindigt door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor het is ingesteld en door de dood of ondercuratelestelling van de rechthebbende.
2. De kantonrechter kan, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.
3. Degene die gerechtigd is de instelling van het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, alsmede de bewindvoerder, kan verzoeken om verlenging van het bewind dat voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld. De kantonrechter beslist binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift. Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing. Tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging staat geen hogere voorziening open.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bewind eindigt door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor het is ingesteld en door de dood of ondercuratelestelling van de rechthebbende.
Dit lid geeft aan dat het bewind automatisch stopt wanneer de afgesproken periode voorbij is, of wanneer de persoon voor wie het bewind geldt (de rechthebbende) overlijdt of onder curatele wordt gesteld.
2. De kantonrechter kan, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.
Dit lid stelt dat de kantonrechter het bewind kan beëindigen (opheffen) als het niet langer nodig is of als het voortzetten ervan geen zin heeft. Dit kan gebeuren op verzoek van de bewindvoerder, of op verzoek van de personen die volgens artikel 432, eerste en tweede lid, een onderbewindstelling mogen aanvragen, of uit eigen beweging van de kantonrechter (ambtshalve). De beslissing (beschikking) van de kantonrechter wordt geldig (treedt in werking) zodra deze definitief is (in kracht van gewijsde is gegaan), tenzij de kantonrechter een eerdere datum bepaalt waarop de beslissing ingaat.
3. Degene die gerechtigd is de instelling van het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, alsmede de bewindvoerder, kan verzoeken om verlenging van het bewind dat voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld. De kantonrechter beslist binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift. Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing. Tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging staat geen hogere voorziening open.
Dit lid bepaalt dat de personen die volgens artikel 432, eerste en tweede lid, een onderbewindstelling mogen aanvragen, en ook de bewindvoerder zelf, kunnen vragen om het bewind te verlengen als dit voor een specifieke periode was ingesteld. De kantonrechter moet binnen twee maanden nadat het verzoekschrift is ingediend een beslissing nemen. Artikel 384, dat handelt over de procedure bij de kantonrechter, geldt hier ook (is van overeenkomstige toepassing). Het is niet mogelijk om in beroep te gaan (hogere voorziening) tegen een beslissing van de kantonrechter om een verzoek tot verlenging af te wijzen.