Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 19. Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen
Artikel 445

Artikel 445 (Rekening en verantwoording bewindvoerder)

Laatste versie

1. De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende, alsmede aan het einde van zijn taak aan zijn opvolger. De rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de kantonrechter. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een model vaststellen volgens hetwelk de rekening en verantwoording moet worden opgemaakt.

2. Indien de rechthebbende niet in staat is de rekening op te nemen, of het onzeker is wie de rechthebbende is, wordt de rekening en verantwoording afgelegd aan de kantonrechter. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.

3. De kantonrechter kan de bewindvoerder - hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve - vrijstellen van de verplichting om de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan af te leggen; hij kan ook bepalen dat deze wijze van aflegging der rekening en verantwoording slechts om een door hem te bepalen aantal jaren zal geschieden.

4. De bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, legt jaarlijks de verklaringen en het verslag over, bedoeld in artikel 435, achtste lid.

5. Voor het overige vindt het aangaande de voogdijrekening in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 bepaalde overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende, alsmede aan het einde van zijn taak aan zijn opvolger. De rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de kantonrechter. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een model vaststellen volgens hetwelk de rekening en verantwoording moet worden opgemaakt.

Dit lid bepaalt het volgende: De bewindvoerder is verplicht om rekening en verantwoording af te leggen. Dit moet in principe jaarlijks gebeuren en ook aan het einde van de periode van het bewind. De rekening en verantwoording wordt afgelegd aan de persoon wiens vermogen onder bewind staat (de rechthebbende). Bovendien moet de bewindvoerder ook rekening en verantwoording afleggen aan zijn opvolger wanneer zijn eigen taak als bewindvoerder eindigt. Dit alles geldt, tenzij er andere tijdstippen voor het afleggen van rekening en verantwoording zijn vastgesteld. Het afleggen van de rekening en verantwoording gebeurt in de aanwezigheid van (ten overstaan van) de kantonrechter. Verder staat er dat Onze Minister van Veiligheid en Justitie de bevoegdheid heeft om een standaardformulier (model) vast te stellen dat gebruikt moet worden voor het opmaken van deze rekening en verantwoording.

2. Indien de rechthebbende niet in staat is de rekening op te nemen, of het onzeker is wie de rechthebbende is, wordt de rekening en verantwoording afgelegd aan de kantonrechter. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.

Dit lid stelt het volgende: Als de rechthebbende niet in staat is om de rekening en verantwoording te begrijpen of te beoordelen (de rekening op te nemen), of als er onduidelijkheid bestaat over wie de rechthebbende precies is, dan wordt de rekening en verantwoording afgelegd aan de kantonrechter. Zelfs als de kantonrechter deze rekening en verantwoording goedkeurt, verhindert (belet niet) dit niet dat de rechthebbende, nadat het bewind is beëindigd, opnieuw om rekening en verantwoording kan vragen over dezelfde periode. Dit kan echter alleen voor zover een dergelijk verzoek niet als onredelijk wordt beschouwd.

3. De kantonrechter kan de bewindvoerder - hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve - vrijstellen van de verplichting om de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan af te leggen; hij kan ook bepalen dat deze wijze van aflegging der rekening en verantwoording slechts om een door hem te bepalen aantal jaren zal geschieden.

Dit lid betekent het volgende: De kantonrechter heeft de bevoegdheid om de bewindvoerder vrij te stellen van de plicht om periodiek rekening en verantwoording in zijn aanwezigheid (te zijnen overstaan) af te leggen. Dit kan de kantonrechter doen op verzoek van de bewindvoerder zelf, of op eigen initiatief (ambtshalve). De kantonrechter kan tevens beslissen dat het afleggen van rekening en verantwoording op deze manier slechts eens in de zoveel jaar hoeft te gebeuren, waarbij de kantonrechter het aantal jaren bepaalt.

4. De bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, legt jaarlijks de verklaringen en het verslag over, bedoeld in artikel 435, achtste lid.

Dit lid geeft aan dat de specifieke bewindvoerder die wordt genoemd in artikel 435, zevende lid, de verplichting heeft om jaarlijks de verklaringen en het verslag in te dienen (over te leggen) die worden genoemd in artikel 435, achtste lid.

5. Voor het overige vindt het aangaande de voogdijrekening in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 bepaalde overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat voor alle andere aspecten (voor het overige) de regels die betrekking hebben op de rekening en verantwoording bij voogdij (de voogdijrekening), zoals vastgelegd in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van het Burgerlijk Wetboek, op een vergelijkbare manier (overeenkomstige toepassing) gelden.