Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 19. Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen
Artikel 440

Artikel 440 (Onverhaalbaarheid schulden bij bewind)

Laatste versie

1. Schulden die voortspruiten uit een handeling, tijdens het bewind met of jegens de rechthebbende, anders dan in overeenstemming met artikel 438, tweede lid, verricht door een schuldeiser die het bewind kende of had behoren te kennen, kunnen niet op de onder het bewind staande goederen worden verhaald. Het einde van het bewind brengt hierin geen wijziging.

2. Indien het bewind alle goederen betreft die daarvoor krachtens artikel 431, eerste lid, in aanmerking komen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van ten tijde van de handeling niet onder het bewind staande goederen waarop verhaal mogelijk zou zijn.

Uitleg in duidelijke taal

1. Schulden die voortspruiten uit een handeling, tijdens het bewind met of jegens de rechthebbende, anders dan in overeenstemming met artikel 438, tweede lid, verricht door een schuldeiser die het bewind kende of had behoren te kennen, kunnen niet op de onder het bewind staande goederen worden verhaald. Het einde van het bewind brengt hierin geen wijziging.

Dit lid bepaalt het volgende: Schulden die zijn ontstaan uit een handeling die tijdens de periode van het bewind is verricht met of tegenover de rechthebbende, kunnen niet worden verhaald op de goederen die onder bewind staan. Dit geldt specifiek als de handeling is verricht in strijd met artikel 438, tweede lid, en de schuldeiser op de hoogte was van het bewind of daarvan op de hoogte had moeten zijn. Het feit dat het bewind later eindigt, verandert niets aan deze onverhaalbaarheid.

2. Indien het bewind alle goederen betreft die daarvoor krachtens artikel 431, eerste lid, in aanmerking komen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van ten tijde van de handeling niet onder het bewind staande goederen waarop verhaal mogelijk zou zijn.

Dit lid stelt dat als het bewind van toepassing is op alle goederen die volgens artikel 431, eerste lid, onder bewind gesteld kunnen worden, de regel uit het eerste lid ook geldt. Dit betekent dat de onverhaalbaarheid van schulden zich ook uitstrekt tot goederen die op het moment van de betreffende handeling nog niet formeel onder het bewind vielen, maar waarop normaal gesproken wel verhaal door een schuldeiser mogelijk zou zijn geweest.