Artikel 432 (Verzoekers instelling onderbewindstelling)
1. Instelling van het bewind kan worden verzocht door de rechthebbende, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de rechthebbende uitoefent, zijn voogd, zijn curator als bedoeld in titel 16 en zijn mentor als bedoeld in titel 20. In het in artikel 431, derde lid, bedoelde geval kan het bewind uitsluitend worden verzocht door de rechthebbende.
2. Instelling van het bewind kan voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt. Instelling van een bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden kan tevens worden verzocht door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de rechthebbende woonplaats heeft. In beide laatste gevallen vermeldt het verzoekschrift tevens waarom de in het eerste lid genoemde personen – bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen – niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.
3. De rechter voor wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, kan bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind.
4. Een verzoek tot instelling van een bewind ten behoeve van een rechthebbende die onder curatele is gesteld, wordt aanhangig gemaakt bij de rechter die bevoegd is over opheffing van de curatele te beslissen. Deze rechter kan, bij opheffing van een curatele, ook ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind.
5. In geval van een bestuursopdracht, of een verzoek daartoe, als bedoeld in artikel 91 van dit boek, zijn het derde en het vierde lid van overeenkomstige toepassing.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Instelling van het bewind kan worden verzocht door de rechthebbende, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de rechthebbende uitoefent, zijn voogd, zijn curator als bedoeld in titel 16 en zijn mentor als bedoeld in titel 20. In het in artikel 431, derde lid, bedoelde geval kan het bewind uitsluitend worden verzocht door de rechthebbende.
- de rechthebbende zelf;
- zijn echtgenoot;
- zijn geregistreerde partner of een andere levensgezel;
- zijn bloedverwanten in de rechte lijn (zoals ouders, kinderen, kleinkinderen);
- zijn bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad (zoals broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten);
- degene die krachtens artikel 253sa of 253t het gezag over de rechthebbende uitoefent;
- zijn voogd;
- zijn curator, zoals omschreven in titel 16 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek;
- en zijn mentor, zoals omschreven in titel 20 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek. Een uitzondering hierop is het geval zoals bedoeld in artikel 431, derde lid: in die specifieke situatie kan de instelling van het bewind uitsluitend door de rechthebbende zelf worden verzocht.
2. Instelling van het bewind kan voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt. Instelling van een bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden kan tevens worden verzocht door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de rechthebbende woonplaats heeft. In beide laatste gevallen vermeldt het verzoekschrift tevens waarom de in het eerste lid genoemde personen – bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen – niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.
- het openbaar ministerie;
- de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd;
- of de instelling die aan de rechthebbende begeleiding biedt. Daarnaast kan, specifiek wanneer het bewind wordt gevraagd wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, een verzoek ook worden ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de rechthebbende zijn woonplaats heeft. Indien het verzoek wordt ingediend door de genoemde instelling (die verzorging of begeleiding biedt) of door het college van burgemeester en wethouders (wegens verkwisting of problematische schulden), dan moet het verzoekschrift tevens uitleggen waarom de in het eerste lid genoemde personen (met uitzondering van bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad) niet zelf een verzoek hebben ingediend.
3. De rechter voor wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, kan bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind.
Dit lid geeft de rechter een specifieke bevoegdheid. Als bij een rechter een verzoek tot ondercuratelestelling in behandeling is, of een verzoek tot opheffing van een curatele, dan kan deze rechter uit eigen beweging (ambtshalve) besluiten tot de instelling van het bewind. Dit kan de rechter doen als hij het verzoek tot ondercuratelestelling afwijst, of juist als hij het verzoek tot opheffing van de curatele inwilligt.
4. Een verzoek tot instelling van een bewind ten behoeve van een rechthebbende die onder curatele is gesteld, wordt aanhangig gemaakt bij de rechter die bevoegd is over opheffing van de curatele te beslissen. Deze rechter kan, bij opheffing van een curatele, ook ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind.
Dit lid regelt de procedure voor een specifieke situatie. Wanneer een verzoek wordt gedaan voor de instelling van een bewind voor een rechthebbende die al onder curatele staat, moet dit verzoek worden ingediend (aanhangig gemaakt) bij de rechter die de bevoegdheid heeft om te beslissen over de opheffing van die curatele. Diezelfde rechter heeft ook de mogelijkheid om, op het moment dat de curatele wordt opgeheven, uit eigen beweging (ambtshalve) over te gaan tot de instelling van het bewind.
5. In geval van een bestuursopdracht, of een verzoek daartoe, als bedoeld in artikel 91 van dit boek, zijn het derde en het vierde lid van overeenkomstige toepassing.
Dit lid verklaart dat de bepalingen van het derde en vierde lid van dit artikel (artikel 432) op eenzelfde wijze gelden (van overeenkomstige toepassing zijn) in de situatie van een bestuursopdracht, of een verzoek om een bestuursopdracht, zoals beschreven in artikel 91 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de rechter ook in die context ambtshalve het bewind kan instellen zoals beschreven in lid 3 en 4.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:950 - Uitbreiding belanghebbendenbegrip: familie ook betrokken bij ontslag van curator of bewindvoerder
Een procedure over het ontslag van een curator, bewindvoerder of mentor is een 'zaak van curatele, onderbewindstelling of mentorschap'. Daarom zijn naaste familieleden, zoals bedoeld in art. 798 lid 2 Rv, ook belanghebbenden en moeten zij in de procedure worden betrokken.