Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 17. Levensonderhoud
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 399

Artikel 399 (Matiging levensonderhoud wegens gedrag gerechtigde)

Laatste versie

De rechter kan de verplichting van bloed- en aanverwanten tot levensonderhoud matigen op grond van zodanige gedragingen van de tot onderhoud gerechtigde, dat verstrekking van levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd; onverminderd hetgeen in de volgende afdeling is bepaald omtrent de voorziening in de kosten van de verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en stiefkinderen.

Uitleg in duidelijke taal

De rechter kan de verplichting van bloed- en aanverwanten tot levensonderhoud matigen op grond van zodanige gedragingen van de tot onderhoud gerechtigde, dat verstrekking van levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd; onverminderd hetgeen in de volgende afdeling is bepaald omtrent de voorziening in de kosten van de verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en stiefkinderen.

Dit artikel bepaalt dat de rechter de bevoegdheid heeft om de verplichting van bloed- en aanverwanten tot het verstrekken van levensonderhoud te matigen (verminderen). Deze matiging kan plaatsvinden op grond van zodanige gedragingen van de persoon die recht heeft op levensonderhoud (de tot onderhoud gerechtigde), dat het als gevolg van die gedragingen naar redelijkheid niet of niet volledig van de bloed- en aanverwanten kan worden verwacht (gevergd) dat zij levensonderhoud verstrekken. Deze bepaling geldt echter onverminderd (laat onverlet) wat in de volgende afdeling van de wet is vastgelegd met betrekking tot de voorziening in de kosten voor de verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en stiefkinderen.