Artikel 373 (Rekening en verantwoording einde voogdij)
1. Deze rekening en verantwoording doet de voogd hetzij aan de meerderjarig gewordene, hetzij aan de erfgenamen van de minderjarige, wanneer deze overleden is, hetzij aan zijn opvolger in het bewind.
2. Indien de gezamenlijke uitoefening van de voogdij is geëindigd en als gevolg daarvan het gezag wordt uitgeoefend door een van de voogden alleen, doet degene wiens voogdij geëindigd is rekening en verantwoording aan degene die de voogdij alleen uitoefent.
Uitleg in duidelijke taal
1. Deze rekening en verantwoording doet de voogd hetzij aan de meerderjarig gewordene, hetzij aan de erfgenamen van de minderjarige, wanneer deze overleden is, hetzij aan zijn opvolger in het bewind.
Dit lid bepaalt aan wie de voogd de rekening en verantwoording moet afleggen. De voogd doet deze rekening en verantwoording óf aan de persoon die meerderjarig is geworden, óf aan de erfgenamen van de minderjarige indien de minderjarige is overleden, óf aan zijn opvolger in het bewind (de persoon die het beheer overneemt).
2. Indien de gezamenlijke uitoefening van de voogdij is geëindigd en als gevolg daarvan het gezag wordt uitgeoefend door een van de voogden alleen, doet degene wiens voogdij geëindigd is rekening en verantwoording aan degene die de voogdij alleen uitoefent.
Dit lid beschrijft de situatie waarin de gezamenlijke uitoefening van de voogdij stopt en één van de voogden het gezag alleen voortzet. In dat geval moet de voogd wiens voogdij is beëindigd, rekening en verantwoording afleggen aan de voogd die de voogdij alleen verder uitoefent.