Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 6. Voogdij
§ 1. Voogdij in het algemeen
Artikel 280

Artikel 280 (Aanvang voogdij na benoeming)

Laatste versie

De voogdij begint: a. voor de voogd die door een ouder is benoemd: op het tijdstip waarop hij zich na het overlijden van deze ouder bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. De verklaring moet door de betrokkene in persoon of bij bijzondere gevolmachtigde worden afgelegd ter griffie van de rechtbank die overeenkomstig de tweede afdeling van de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in zaken betreffende minderjarigen bevoegd is. De verklaring moet worden afgelegd binnen veertien dagen, of - indien de persoon, die de verklaring moet afleggen, zich buiten Nederland bevindt - binnen twee maanden, nadat de benoeming is betekend. Tot betekening kan iedere belanghebbende, alsmede de raad voor de kinderbescherming opdracht geven. b. voor de voogd die - nadat hij zich bereid heeft verklaard de voogdij te aanvaarden - door de rechter is benoemd: op de dag, waarop de beslissing die de benoeming inhoudt, in kracht van gewijsde is gegaan, of - zo deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard - daags nadat de beslissing die de benoeming inhoudt, is verstrekt of verzonden. Een mondelinge bereidverklaring geschiedt ten overstaan van de rechter die benoemt; een schriftelijke bereidverklaring wordt ingediend ter griffie waar de benoeming zal geschieden.

Uitleg in duidelijke taal

De voogdij begint:

Dit artikel legt uit op welk moment de voogdij aanvangt, oftewel start.

a. voor de voogd die door een ouder is benoemd: op het tijdstip waarop hij zich na het overlijden van deze ouder bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. De verklaring moet door de betrokkene in persoon of bij bijzondere gevolmachtigde worden afgelegd ter griffie van de rechtbank die overeenkomstig de tweede afdeling van de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in zaken betreffende minderjarigen bevoegd is. De verklaring moet worden afgelegd binnen veertien dagen, of - indien de persoon, die de verklaring moet afleggen, zich buiten Nederland bevindt - binnen twee maanden, nadat de benoeming is betekend. Tot betekening kan iedere belanghebbende, alsmede de raad voor de kinderbescherming opdracht geven.

Dit sublid beschrijft de situatie voor een voogd die door een ouder is aangewezen (benoemd). De voogdij voor deze voogd start op het exacte moment (tijdstip) dat deze persoon, na het overlijden van de betreffende ouder, verklaart bereid te zijn de voogdij op zich te nemen (te aanvaarden).

Deze bereidverklaring moet door de persoon zelf (in persoon) of door een speciaal gemachtigde (bijzondere gevolmachtigde) worden gedaan (afgelegd) bij de administratie (griffie) van de rechtbank. Het betreft de rechtbank die volgens de regels in de tweede afdeling van de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd is om zaken over minderjarigen te behandelen.

De verklaring moet binnen een termijn van veertien dagen worden afgelegd. Echter, als de persoon die de verklaring moet afleggen zich niet in Nederland bevindt, geldt een termijn van twee maanden. Deze termijn begint te lopen nadat de benoeming officieel aan de persoon is medegedeeld (betekend).

Iedere persoon die daarbij een belang heeft (belanghebbende), en ook de raad voor de kinderbescherming, kan de opdracht geven om deze benoeming officieel mede te delen (te betekenen).

b. voor de voogd die - nadat hij zich bereid heeft verklaard de voogdij te aanvaarden - door de rechter is benoemd: op de dag, waarop de beslissing die de benoeming inhoudt, in kracht van gewijsde is gegaan, of - zo deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard - daags nadat de beslissing die de benoeming inhoudt, is verstrekt of verzonden. Een mondelinge bereidverklaring geschiedt ten overstaan van de rechter die benoemt; een schriftelijke bereidverklaring wordt ingediend ter griffie waar de benoeming zal geschieden.

Dit sublid betreft de voogd die door de rechter is benoemd, nadat deze persoon eerst heeft verklaard bereid te zijn de voogdij te aanvaarden. Voor deze voogd begint de voogdij op de dag dat de rechterlijke beslissing waarin de benoeming staat, definitief en onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan).

Als de beslissing echter direct uitgevoerd mag worden, ook al is deze nog niet onherroepelijk (uitvoerbaar bij voorraad is verklaard), dan begint de voogdij op de dag nadat (daags nadat) de beslissing over de benoeming is overhandigd (verstrekt) of per post is gestuurd (verzonden).

Een verklaring van bereidheid om de voogdij te aanvaarden kan mondeling worden afgelegd ten overstaan van de rechter die de benoeming doet. Een schriftelijke verklaring van bereidheid moet worden ingeleverd (ingediend) bij de administratie (griffie) van de rechtbank waar de benoeming zal plaatsvinden.