Artikel 275 (Benoeming voogd na gezagsbeëindiging)
1. Indien de andere ouder het gezag niet voortaan alleen uitoefent, benoemt de rechtbank een voogd over de minderjarigen.
2. Ieder die tot uitoefening van de voogdij bevoegd is, kan tijdens het onderzoek schriftelijk aan de rechtbank verzoeken met de voogdij te worden belast.
3. In geval van beëindiging van het gezag op verzoek van de pleegouders benoemt de rechtbank bij voorkeur tot voogd degenen, dan wel degene, die op het tijdstip van het verzoek de minderjarige ten minste een jaar als behorende tot hun gezin hebben verzorgd en opgevoed, mits dezen bevoegd zijn tot de voogdij.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de andere ouder het gezag niet voortaan alleen uitoefent, benoemt de rechtbank een voogd over de minderjarigen.
Dit betekent dat als de andere ouder het gezag niet vanaf dat moment alleen uitoefent, de rechtbank een voogd aanwijst voor de minderjarige kinderen.
2. Ieder die tot uitoefening van de voogdij bevoegd is, kan tijdens het onderzoek schriftelijk aan de rechtbank verzoeken met de voogdij te worden belast.
Dit houdt in dat eenieder die bevoegd is om de voogdij uit te oefenen, gedurende het onderzoek een schriftelijk verzoek kan indienen bij de rechtbank om met de voogdij te worden belast.
3. In geval van beëindiging van het gezag op verzoek van de pleegouders benoemt de rechtbank bij voorkeur tot voogd degenen, dan wel degene, die op het tijdstip van het verzoek de minderjarige ten minste een jaar als behorende tot hun gezin hebben verzorgd en opgevoed, mits dezen bevoegd zijn tot de voogdij.
Dit bepaalt dat wanneer het gezag wordt beëindigd op verzoek van de pleegouders, de rechtbank bij voorkeur de persoon of personen tot voogd benoemt die, op het moment van het verzoek, de minderjarige gedurende minimaal één jaar als onderdeel van hun gezin hebben verzorgd en opgevoed, op voorwaarde dat zij bevoegd zijn tot het uitoefenen van de voogdij.