Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 5. Beëindiging van het ouderlijk gezag
Artikel 267

Artikel 267 (Bevoegdheid verzoek beëindiging ouderlijk gezag)

Laatste versie

1. Beëindiging van het gezag kan worden uitgesproken op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie. Tevens is degene die niet de ouder is en de minderjarige gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt bevoegd tot het doen van het verzoek indien de raad voor de kinderbescherming niet tot een verzoek overgaat.

2. Indien de raad niet tot een verzoek als bedoeld in het eerste lid overgaat nadat hij een verzoek tot onderzoek hiertoe van de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling over de minderjarige uitvoert, heeft ontvangen, deelt hij dit schriftelijk mee aan die gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling kan na ontvangst van die mededeling de raad voor de kinderbescherming verzoeken het oordeel van de rechtbank te vragen of beëindiging van het gezag het noodzakelijk is. De raad voor de kinderbescherming die van de gecertificeerde instelling zodanig verzoek ontvangt, vraagt binnen twee weken na de dagtekening van dat verzoek het oordeel van de rechtbank of een beëindiging van het gezag moet volgen. In dat geval kan de rechtbank de beëindiging van het gezag ambtshalve uitspreken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Beëindiging van het gezag kan worden uitgesproken op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie. Tevens is degene die niet de ouder is en de minderjarige gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt bevoegd tot het doen van het verzoek indien de raad voor de kinderbescherming niet tot een verzoek overgaat.

Dit betekent letterlijk: De beëindiging van het gezag kan door de rechter worden uitgesproken als de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie hierom verzoekt. Daarnaast is ook de persoon die niet de ouder is, maar die de minderjarige voor een periode van minimaal één jaar als lid van zijn gezin heeft verzorgd en opgevoed, bevoegd om een dergelijk verzoek in te dienen, specifiek in de situatie waarin de raad voor de kinderbescherming zelf niet overgaat tot het indienen van een verzoek.

2. Indien de raad niet tot een verzoek als bedoeld in het eerste lid overgaat nadat hij een verzoek tot onderzoek hiertoe van de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling over de minderjarige uitvoert, heeft ontvangen, deelt hij dit schriftelijk mee aan die gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling kan na ontvangst van die mededeling de raad voor de kinderbescherming verzoeken het oordeel van de rechtbank te vragen of beëindiging van het gezag het noodzakelijk is. De raad voor de kinderbescherming die van de gecertificeerde instelling zodanig verzoek ontvangt, vraagt binnen twee weken na de dagtekening van dat verzoek het oordeel van de rechtbank of een beëindiging van het gezag moet volgen. In dat geval kan de rechtbank de beëindiging van het gezag ambtshalve uitspreken.

Dit betekent letterlijk: Wanneer de raad voor de kinderbescherming geen verzoek tot beëindiging van het gezag indient (zoals genoemd in het eerste lid), nadat hij een verzoek heeft gekregen van de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling van de minderjarige uitvoert om hiernaar onderzoek te doen, dan moet de raad dit schriftelijk laten weten aan die gecertificeerde instelling. Nadat de gecertificeerde instelling deze mededeling heeft ontvangen, kan zij de raad voor de kinderbescherming verzoeken om de rechtbank te vragen een oordeel te geven over de noodzaak van de beëindiging van het gezag. Indien de raad voor de kinderbescherming een dergelijk verzoek van de gecertificeerde instelling ontvangt, dient de raad binnen twee weken na de datum van dat verzoek de rechtbank te vragen om te oordelen of een beëindiging van het gezag moet plaatsvinden. In een dergelijke situatie heeft de rechtbank de bevoegdheid om de beëindiging van het gezag uit eigen beweging (ambtshalve) uit te spreken.