Artikel 265i (Kinderrechterlijke toestemming verblijfswijziging minderjarige)
1. De gecertificeerde instelling behoeft de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander dan de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin.
2. De toestemming wordt door de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
3. Indien de kinderrechter het verzoek, bedoeld in het tweede lid, afwijst, kan hij tevens bepalen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van kracht blijven voor ten hoogste een jaar. De gecertificeerde instelling is gehouden de machtiging tot uithuisplaatsing ten uitvoer te leggen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De gecertificeerde instelling behoeft de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander dan de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin.
Dit lid stelt dat de gecertificeerde instelling de toestemming van de kinderrechter nodig heeft (behoeft) voor een wijziging in het verblijf van een minderjarige. Deze voorwaarde geldt specifiek als de minderjarige ten minste een jaar lang door een ander dan de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin.
2. De toestemming wordt door de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
Dit lid bepaalt dat de kinderrechter de toestemming verleent op verzoek van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter zal deze toestemming slechts afwijzen indien hij oordeelt dat afwijzing noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.
3. Indien de kinderrechter het verzoek, bedoeld in het tweede lid, afwijst, kan hij tevens bepalen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van kracht blijven voor ten hoogste een jaar. De gecertificeerde instelling is gehouden de machtiging tot uithuisplaatsing ten uitvoer te leggen.
Dit lid stelt dat, indien de kinderrechter het verzoek, bedoeld in het tweede lid, afwijst, hij tevens kan bepalen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van kracht blijven voor een periode van ten hoogste een jaar. Verder is de gecertificeerde instelling gehouden (verplicht) om de machtiging tot uithuisplaatsing ten uitvoer te leggen.