Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 4. Ondertoezichtstelling van minderjarigen
Artikel 265g

Artikel 265g (Wijziging zorg- en omgangsregeling tijdens ondertoezichtstelling)

Laatste versie

1. Voor de duur van de ondertoezichtstelling kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.

2. Op het verzoek van een met het gezag belaste ouder, een omgangsgerechtigde, de minderjarige van twaalf jaar of ouder en de gecertificeerde instelling kan de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

3. Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in artikel 253a, tweede lid, onder a, dan wel artikel 377a, tweede lid.

Uitleg in duidelijke taal

1. Voor de duur van de ondertoezichtstelling kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.

Dit lid betekent dat zolang de ondertoezichtstelling duurt, de kinderrechter, als de gecertificeerde instelling daarom verzoekt, een beslissing kan nemen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of over een regeling voor de uitoefening van het recht op omgang. De kinderrechter kan een dergelijke regeling vaststellen of een bestaande regeling wijzigen, maar alleen als dit noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.

2. Op het verzoek van een met het gezag belaste ouder, een omgangsgerechtigde, de minderjarige van twaalf jaar of ouder en de gecertificeerde instelling kan de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

Dit lid geeft aan dat de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing kan wijzigen. Een verzoek hiertoe kan worden gedaan door een ouder die met het gezag is belast, een persoon die recht heeft op omgang (omgangsgerechtigde), de minderjarige zelf als deze twaalf jaar of ouder is, en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter kan tot wijziging overgaan als na de oorspronkelijke beslissing de omstandigheden zijn gewijzigd, of als bij het nemen van de oorspronkelijke beslissing is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens.

3. Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in artikel 253a, tweede lid, onder a, dan wel artikel 377a, tweede lid.

Dit lid bepaalt dat wanneer de ondertoezichtstelling is beëindigd, de regeling die op basis van het eerste lid van dit artikel door de kinderrechter is vastgesteld, voortaan geldt als een regeling zoals omschreven in artikel 253a, tweede lid, onder a, dan wel als een regeling zoals omschreven in artikel 377a, tweede lid.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad79x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1148 - Geen zelfstandige toetsing perspectiefbesluit, wel indirecte beoordeling via geschillenregeling

ECLI:NL:HR:2023:11481 september 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een perspectiefbesluit kan niet zelfstandig via de geschillenregeling van art. 1:262b BW aan de rechter worden voorgelegd. Wel moet de rechter het besluit beoordelen als dit nodig is om te beslissen over een ander geschil betreffende de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad59x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2321 - Bevoegdheid GI bij contactbeperking: art. 1:265f versus 1:265g BW

ECLI:NL:HR:2018:232114 december 2018Dit wetsartikel wordt 20 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een gecertificeerde instelling (GI) niet langer op basis van een schriftelijke aanwijzing contact mag beperken buiten een uithuisplaatsing. Hiervoor moet de GI zich wenden tot de rechter via art. 1:265g BW, dat ruimere rechtsbescherming biedt.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:748 - Hoge Raad: Toestemming vakantie pleegkind bij uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling

ECLI:NL:HR:2021:74821 mei 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Pleegouders hebben in beginsel geen toestemming nodig van de met gezag belaste ouders voor een vakantie met een uit huis geplaatst kind. Wel moeten zij de gecertificeerde instelling (GI) om toestemming vragen als de vakantie de omgangsregeling met de ouders raakt.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1664

ECLI:NL:HR:2021:16645 november 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak