Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 4. Ondertoezichtstelling van minderjarigen
Artikel 265d

Artikel 265d (Beëindiging of wijziging machtiging uithuisplaatsing)

Laatste versie

1. Een uithuisplaatsing kan door de gecertificeerde instelling worden beëindigd indien deze niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot het verrichten van het onderzoek, bedoeld in artikel 265b, eerste lid, en het belang van de minderjarige zich tegen beëindiging niet verzet.

2. De met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder of een ander die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt kunnen wegens gewijzigde omstandigheden de gecertificeerde instelling verzoeken:

a. de uithuisplaatsing te beëindigen; b. de duur ervan te bekorten; c. af te zien van een krachtens de machtiging toegestane wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, tenzij de toestemming reeds met toepassing van artikel 265i is verleend.

3. De gecertificeerde instelling geeft een schriftelijke beslissing binnen twee weken na ontvangst van het verzoek.

4. Op verzoek van een in het tweede lid genoemde persoon kan de kinderrechter de machtiging geheel of gedeeltelijk intrekken of de duur ervan bekorten. Artikel 264, eerste lid, tweede volzin, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 265, vierde lid, zijn van toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een uithuisplaatsing kan door de gecertificeerde instelling worden beëindigd indien deze niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot het verrichten van het onderzoek, bedoeld in artikel 265b, eerste lid, en het belang van de minderjarige zich tegen beëindiging niet verzet.

Dit betekent dat de gecertificeerde instelling een uithuisplaatsing kan stopzetten als deze uithuisplaatsing niet meer nodig is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, of niet meer nodig is voor het uitvoeren van het onderzoek zoals genoemd in artikel 265b, eerste lid. Een voorwaarde is ook dat het beëindigen van de uithuisplaatsing niet in strijd is met het belang van de minderjarige.

2. De met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder of een ander die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt kunnen wegens gewijzigde omstandigheden de gecertificeerde instelling verzoeken:

Dit houdt in dat de ouder die het gezag heeft, de minderjarige die twaalf jaar of ouder is, of een andere persoon die de minderjarige binnen zijn gezin verzorgt en opvoedt, de gecertificeerde instelling kan vragen om bepaalde acties te ondernemen als de omstandigheden zijn veranderd. Zij kunnen verzoeken om:

a. de uithuisplaatsing te beëindigen;

De uithuisplaatsing stop te zetten;

b. de duur ervan te bekorten;

De periode van de uithuisplaatsing korter te maken;

c. af te zien van een krachtens de machtiging toegestane wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, tenzij de toestemming reeds met toepassing van artikel 265i is verleend.

Niet door te gaan met een verandering van de woonplek van de minderjarige die op basis van de machtiging is toegestaan, behalve als hiervoor al toestemming is gegeven volgens artikel 265i.

3. De gecertificeerde instelling geeft een schriftelijke beslissing binnen twee weken na ontvangst van het verzoek.

Dit betekent dat de gecertificeerde instelling verplicht is om binnen twee weken nadat zij het verzoek heeft ontvangen, een schriftelijk antwoord te geven.

4. Op verzoek van een in het tweede lid genoemde persoon kan de kinderrechter de machtiging geheel of gedeeltelijk intrekken of de duur ervan bekorten. Artikel 264, eerste lid, tweede volzin, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 265, vierde lid, zijn van toepassing.

Dit stelt dat de kinderrechter, als een persoon genoemd in het tweede lid hierom vraagt, de machtiging voor de uithuisplaatsing helemaal of voor een deel kan stopzetten (intrekken) of de duur ervan kan verkorten. De bepalingen uit artikel 264, eerste lid, tweede volzin, en tweede tot en met vierde lid, en artikel 265, vierde lid, zijn hierbij ook relevant en moeten worden toegepast.