Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 4. Ondertoezichtstelling van minderjarigen
Artikel 258

Artikel 258 (Duur ondertoezichtstelling, geen mindering voorlopige)

Laatste versie

De duur van de ondertoezichtstelling is, behoudens verlenging als bedoeld in artikel 260, ten hoogste een jaar. De duur van de voorlopige ondertoezichtstelling komt hierop niet in mindering.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

De duur van de ondertoezichtstelling is, behoudens verlenging als bedoeld in artikel 260, ten hoogste een jaar. De duur van de voorlopige ondertoezichtstelling komt hierop niet in mindering.

Dit artikel bepaalt dat de periode van de ondertoezichtstelling in beginsel maximaal (ten hoogste) één jaar is. Een uitzondering hierop is een verlenging zoals die is omschreven in artikel 260 (behoudens verlenging als bedoeld in artikel 260). Verder wordt gesteld dat de periode die een eventuele voorlopige ondertoezichtstelling heeft geduurd, niet wordt afgetrokken (komt hierop niet in mindering) van de eerdergenoemde maximale duur van de ondertoezichtstelling.