Artikel 253v (Gezagsuitoefening ouder en ander, toepasselijke bepalingen)
1. Op de gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouder en de ander zijn de artikelen 246, 247, 249, 250, 253a, 253j tot en met 253m, 253q, eerste lid, 253r alsmede 253s van overeenkomstige toepassing.
2. Artikel 253i is van overeenkomstige toepassing, tenzij de met het gezag belaste ouder het bewind niet voert ingevolge artikel 253i, vierde lid, onder a of c.
3. Artikel 253n is van overeenkomstige toepassing. De rechtbank geeft geen beslissing tot beëindiging van het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 253t, dan nadat zij de ouders of de niet met het gezag belaste ouder in de gelegenheid heeft gesteld te verzoeken in het belang van het kind de ouders gezamenlijk met het gezag over het kind te belasten of de niet met het gezag belaste ouder daarmee te belasten.
4. Indien de rechtbank na beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouder en de ander, deze ander met de voogdij heeft belast, kan zij te allen tijde wegens wijziging van omstandigheden op verzoek van de ouders of van één van hen in het belang van het kind één ouder met het gezag of de ouders met het gezamenlijk gezag belasten.
5. Artikel 253q, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de rechtbank geen voogd benoemt dan nadat zij de niet met het gezag belaste ouder in de gelegenheid heeft gesteld te verzoeken in het belang van het kind hem met het gezag over het kind te belasten. Het verzoek, bedoeld in artikel 253q, tweede lid, kan tevens door de ander dan de ouder worden gedaan.
6. De afdelingen 4 en 5 van deze titel zijn van overeenkomstige toepassing op het gezamenlijk gezag van de ouder en de ander, met dien verstande dat in geval van beëindiging van het gezag van de ouder die gezamenlijk met de ander het gezag uitoefent, de ander niet alleen met het gezag wordt belast dan nadat de rechtbank de niet met het gezag belaste ouder in de gelegenheid heeft gesteld te verzoeken hem met het gezag over het kind te belasten.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op de gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouder en de ander zijn de artikelen 246, 247, 249, 250, 253a, 253j tot en met 253m, 253q, eerste lid, 253r alsmede 253s van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat voor de situatie waarin een ouder samen met een ander persoon (niet zijnde de andere ouder) het gezag over een kind uitoefent, de genoemde wetsartikelen (246, 247, 249, 250, 253a, 253j tot en met 253m, 253q eerste lid, 253r en 253s) op een vergelijkbare manier gelden alsof ze specifiek voor deze situatie geschreven zijn.
2. Artikel 253i is van overeenkomstige toepassing, tenzij de met het gezag belaste ouder het bewind niet voert ingevolge artikel 253i, vierde lid, onder a of c.
Dit betekent dat artikel 253i (dat onder andere over het bewind over het vermogen van het kind gaat) ook op een vergelijkbare manier geldt. Een uitzondering hierop is wanneer de ouder die het gezag heeft, het bewind niet voert op basis van de redenen genoemd in artikel 253i, vierde lid, onderdelen a of c.
3. Artikel 253n is van overeenkomstige toepassing. De rechtbank geeft geen beslissing tot beëindiging van het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 253t, dan nadat zij de ouders of de niet met het gezag belaste ouder in de gelegenheid heeft gesteld te verzoeken in het belang van het kind de ouders gezamenlijk met het gezag over het kind te belasten of de niet met het gezag belaste ouder daarmee te belasten.
Dit betekent dat artikel 253n op een vergelijkbare manier geldt. De rechtbank zal niet beslissen om het gezamenlijk gezag (zoals bedoeld in artikel 253t) te beëindigen, voordat zij de ouders, of de ouder die niet met het gezag is belast, de kans heeft gegeven om, in het belang van het kind, te verzoeken dat de ouders gezamenlijk met het gezag worden belast of dat de niet met het gezag belaste ouder met het gezag wordt belast.
4. Indien de rechtbank na beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouder en de ander, deze ander met de voogdij heeft belast, kan zij te allen tijde wegens wijziging van omstandigheden op verzoek van de ouders of van één van hen in het belang van het kind één ouder met het gezag of de ouders met het gezamenlijk gezag belasten.
Dit betekent dat als de rechtbank, na het beëindigen van het gezamenlijk gezag van de ouder en de ander, de ander met de voogdij heeft belast, de rechtbank op elk moment, vanwege veranderde omstandigheden en op verzoek van de ouders (of een van hen), in het belang van het kind, één ouder met het gezag kan belasten of de ouders met het gezamenlijk gezag kan belasten.
5. Artikel 253q, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de rechtbank geen voogd benoemt dan nadat zij de niet met het gezag belaste ouder in de gelegenheid heeft gesteld te verzoeken in het belang van het kind hem met het gezag over het kind te belasten. Het verzoek, bedoeld in artikel 253q, tweede lid, kan tevens door de ander dan de ouder worden gedaan.
Dit betekent dat artikel 253q, tweede lid, op een vergelijkbare manier geldt, met de toevoeging dat de rechtbank pas een voogd benoemt nadat zij de ouder die niet met het gezag is belast, de kans heeft gegeven om, in het belang van het kind, te verzoeken om met het gezag over het kind te worden belast. Het verzoek zoals genoemd in artikel 253q, tweede lid, kan ook worden gedaan door de ander (de niet-ouder).
6. De afdelingen 4 en 5 van deze titel zijn van overeenkomstige toepassing op het gezamenlijk gezag van de ouder en de ander, met dien verstande dat in geval van beëindiging van het gezag van de ouder die gezamenlijk met de ander het gezag uitoefent, de ander niet alleen met het gezag wordt belast dan nadat de rechtbank de niet met het gezag belaste ouder in de gelegenheid heeft gesteld te verzoeken hem met het gezag over het kind te belasten.
Dit betekent dat afdelingen 4 en 5 van deze titel (Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen) op een vergelijkbare manier gelden voor het gezamenlijk gezag van de ouder en de ander. Echter, als het gezag van de ouder (die samen met de ander het gezag uitoefent) wordt beëindigd, wordt de ander niet automatisch alleen met het gezag belast. Dit gebeurt pas nadat de rechtbank de ouder die niet met het gezag is belast, de kans heeft gegeven om te verzoeken om met het gezag over het kind te worden belast.