Artikel 253s (Toestemming verzorgers wijziging verblijf kind)
1. Indien het kind met instemming van zijn ouders die het gezag over hem uitoefenen, gedurende ten minste een jaar door een of meer anderen als behorende tot het gezin is verzorgd en opgevoed, kunnen de ouders slechts met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van het kind brengen.
2. Voor zover de volgens het vorige lid vereiste toestemmingen niet worden verkregen, kunnen zij op verzoek van de ouders door die van de rechtbank worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts afgewezen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
3. In geval van afwijzing van het verzoek is de beschikking van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn, welke de duur van zes maanden niet te boven mag gaan. Is echter voor het einde van deze termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling van het kind, dan wel tot beëindiging van het gezag van een of beide ouders aanhangig gemaakt, dan blijft de beschikking gelden, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien het kind met instemming van zijn ouders die het gezag over hem uitoefenen, gedurende ten minste een jaar door een of meer anderen als behorende tot het gezin is verzorgd en opgevoed, kunnen de ouders slechts met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van het kind brengen.
Dit lid bepaalt dat wanneer een kind, met de instemming van zijn ouders die het gezag over hem uitoefenen, voor een periode van ten minste een jaar door een of meer andere personen als behorende tot hun gezin is verzorgd en opgevoed, de ouders alleen met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, een wijziging in het verblijf van het kind mogen aanbrengen.
2. Voor zover de volgens het vorige lid vereiste toestemmingen niet worden verkregen, kunnen zij op verzoek van de ouders door die van de rechtbank worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts afgewezen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
Dit lid stelt dat als de in het vorige lid genoemde vereiste toestemmingen van de verzorgers niet worden verkregen, de ouders de rechtbank kunnen verzoeken om die toestemmingen te vervangen door een beslissing van de rechtbank. De rechtbank zal dit verzoek alleen afwijzen als zij van oordeel is dat een afwijzing noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.
3. In geval van afwijzing van het verzoek is de beschikking van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn, welke de duur van zes maanden niet te boven mag gaan. Is echter voor het einde van deze termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling van het kind, dan wel tot beëindiging van het gezag van een of beide ouders aanhangig gemaakt, dan blijft de beschikking gelden, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.
Dit lid bepaalt dat indien de rechtbank het verzoek van de ouders afwijst, deze afwijzende beschikking van kracht blijft gedurende een door de rechtbank vast te stellen termijn. Deze termijn mag de duur van zes maanden niet overschrijden. Indien echter voor het einde van deze termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling van het kind, of een verzoek tot beëindiging van het gezag van een of beide ouders aanhangig is gemaakt, dan blijft de afwijzende beschikking van kracht totdat er op dat verzoek bij gewijsde is beslist.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:OGHACMB:2023:280 - Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba - 13 december 2023
ECLI:NL:OGEAA:2024:144 - Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba - 4 juni 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:435 - Gerechtshof Den Haag - 5 maart 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:383 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 7 februari 2024
ECLI:NL:GHSHE:2023:4267 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 20 december 2023
ECLI:NL:HR:2024:1895 - Rechtsmiddelenverbod en spoedprocedure bij wijziging verblijfplaats kind bij ouder zonder gezag - 19 december 2024
Het rechtsmiddelenverbod van art. 807 Rv is van toepassing bij wijziging van de verblijfplaats van een kind dat bij een ouder zonder gezag woont (art. 1:336a BW). De spoedprocedure van art. 800 lid 3 Rv kan hierop analoog worden toegepast.