Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de gezagsuitoefening door de ouders en de gezagsuitoefening door één van hen
Artikel 253r

Artikel 253r (Toepassing 253q onmacht onbekendheid ouders)

Laatste versie

1. Artikel 253q is van overeenkomstige toepassing, indien:

a. de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen; of b. het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of van één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is.

2. In het geval een der ouders het gezag alleen uitoefent overeenkomstig artikel 253q, eerste lid, is gedurende de tijd waarin een van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich voordoet het gezag van de andere ouder geschorst. In de overige gevallen is het gezag geschorst totdat de rechter de ouders of een van hen wederom met het gezag belast. In afwijking van artikel 253q kan de rechter dit slechts doen indien aan de vereisten gesteld in artikel 277, eerste lid, is voldaan.

Uitleg in duidelijke taal

1. Artikel 253q is van overeenkomstige toepassing, indien:

Dit lid stelt dat artikel 253q op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) geldt, wanneer zich een van de volgende situaties voordoet:

a. de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen; of

de situatie waarin de ouders, of de ouder die het gezag uitoefent, (al dan niet tijdelijk) niet in staat zijn (in de onmogelijkheid verkeren) om het gezag uit te oefenen; of

b. het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of van één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is.

de situatie waarin het onbekend is of de ouders, of één van de ouders die het gezag uitoefenen, nog bestaan (het bestaan onbekend is) of waar zij verblijven (de verblijfplaats onbekend is).

2. In het geval een der ouders het gezag alleen uitoefent overeenkomstig artikel 253q, eerste lid, is gedurende de tijd waarin een van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich voordoet het gezag van de andere ouder geschorst. In de overige gevallen is het gezag geschorst totdat de rechter de ouders of een van hen wederom met het gezag belast. In afwijking van artikel 253q kan de rechter dit slechts doen indien aan de vereisten gesteld in artikel 277, eerste lid, is voldaan.

Dit lid beschrijft de gevolgen voor het gezag in de situaties van lid 1:

  • Indien één van de ouders het gezag alleen uitoefent volgens de regels van artikel 253q, eerste lid (welke regels van toepassing zijn gemaakt door lid 1 van dit artikel), dan is het gezag van de andere ouder geschorst gedurende de periode dat een van de in lid 1 genoemde omstandigheden (onmogelijkheid tot uitoefening gezag of onbekend zijn) zich voordoet.
  • In de overige gevallen (dat wil zeggen, wanneer niet één ouder het gezag alleen uitoefent op basis van artikel 253q, eerste lid, maar er wel sprake is van een situatie zoals in lid 1 van dit artikel), is het gezag (van de betreffende ouder(s)) geschorst. Deze schorsing duurt totdat de rechter de ouders of een van hen opnieuw met het gezag belast.
  • De rechter kan de ouders of een van hen echter alleen opnieuw met het gezag belasten (in afwijking van wat artikel 253q mogelijk bepaalt) indien voldaan is aan de vereisten gesteld in artikel 277, eerste lid.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:2661 - Rechtbank Midden-Nederland - 29 april 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:266129 april 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:1572 - Rechtbank Midden-Nederland - 19 maart 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:157219 maart 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:1551 - Rechtbank Midden-Nederland - 6 maart 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:15516 maart 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:286 - Rechtbank Amsterdam - 24 januari 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:28624 januari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2024:1354 - Rechtbank Noord-Holland - 12 februari 2024

ECLI:NL:RBNHO:2024:135412 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2024:2026 - Gerechtshof Den Haag - 15 oktober 2024

ECLI:NL:GHDHA:2024:202615 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:14736 - Rechtbank Den Haag - 9 september 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:147369 september 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:4928 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 16 juli 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:492816 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:2882 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 29 april 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:288229 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2024:531 - Gerechtshof Amsterdam - 5 februari 2024

ECLI:NL:GHAMS:2024:5315 februari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak