Artikel 253i (Bewind vermogen en vertegenwoordiging kind door ouders)
1. Ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening voeren de ouders gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en vertegenwoordigen zij gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken, hiertoe ook bevoegd is.
2. Artikel 253a van dit boek is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van "de rechtbank" wordt gelezen "de kantonrechter".
3. Oefent een ouder het gezag alleen uit, dan wordt door die ouder het bewind over het vermogen van het kind gevoerd en het kind in burgerlijke handelingen vertegenwoordigd.
4. Van het bepaalde in het eerste en derde lid kan worden afgeweken:
a. indien de rechter bij de beschikking waarbij de uitoefening van het gezag over het kind aan een van de ouders wordt opgedragen op eensluidend verzoek van de ouders of op verzoek van één van hen, mits de ander zich daartegen niet verzet, heeft bepaald dat de ouder die niet het gezag over het kind zal uitoefenen, het bewind over het vermogen van het kind zal voeren; b. ingevolge artikel 276, tweede lid, van dit boek, bij beëindiging van het gezag; c. indien hij die een minderjarige goederen schenkt of vermaakt, bij de gift, onderscheidenlijk bij de uiterste wilsbeschikking, heeft bepaald dat een ander het bewind over die goederen zal voeren.
5. In het laatstbedoelde geval zijn de ouders, of - indien een ouder het gezag alleen uitoefent - die ouder, bevoegd van de bewindvoerder rekening en verantwoording te vragen.
6. Bij het vervallen van het door de schenker of erflater ingesteld bewind zijn het eerste en tweede lid, onderscheidenlijk het derde lid, van toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening voeren de ouders gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en vertegenwoordigen zij gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken, hiertoe ook bevoegd is.
Dit betekent dat wanneer ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, zij samen het beheer (bewind) voeren over het geld en de bezittingen (vermogen) van hun kind. Ook treden zij samen namens het kind op bij juridische handelingen (burgerlijke handelingen). Een belangrijke toevoeging (met dien verstande) is dat één ouder ook alleen hiertoe bevoegd is, zolang de andere ouder geen bezwaren heeft geuit.
2. Artikel 253a van dit boek is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van "de rechtbank" wordt gelezen "de kantonrechter".
Dit lid stelt dat Artikel 253a van dit wetboek ook hier geldt (van overeenkomstige toepassing is), met de aanpassing (met dien verstande) dat overal waar in Artikel 253a "de rechtbank" staat, voor dit artikel "de kantonrechter" gelezen moet worden.
3. Oefent een ouder het gezag alleen uit, dan wordt door die ouder het bewind over het vermogen van het kind gevoerd en het kind in burgerlijke handelingen vertegenwoordigd.
Indien één ouder alleen het gezag uitoefent, dan voert die ouder het beheer (bewind) over het vermogen van het kind en treedt die ouder namens het kind op (vertegenwoordigd) bij juridische handelingen (burgerlijke handelingen).
4. Van het bepaalde in het eerste en derde lid kan worden afgeweken:
Dit betekent dat er uitzonderingen mogelijk zijn op de regels die in het eerste lid (gezamenlijk bewind en vertegenwoordiging) en het derde lid (bewind en vertegenwoordiging door één ouder met gezag) zijn vastgelegd. Deze afwijkingen zijn:
a. indien de rechter bij de beschikking waarbij de uitoefening van het gezag over het kind aan een van de ouders wordt opgedragen op eensluidend verzoek van de ouders of op verzoek van één van hen, mits de ander zich daartegen niet verzet, heeft bepaald dat de ouder die niet het gezag over het kind zal uitoefenen, het bewind over het vermogen van het kind zal voeren;
Een afwijking is mogelijk als de rechter, in de beslissing (beschikking) waarin het gezag over het kind aan één ouder wordt toegewezen (opgedragen), heeft bepaald dat de andere ouder (die dus niet het gezag zal uitoefenen) het beheer (bewind) over het vermogen van het kind zal voeren. Dit kan gebeuren als beide ouders hier samen om vragen (eensluidend verzoek) of als één ouder het verzoekt en de andere ouder hier geen bezwaar tegen heeft (zich daartegen niet verzet).
b. ingevolge artikel 276, tweede lid, van dit boek, bij beëindiging van het gezag;
Een andere afwijking kan volgen uit artikel 276, tweede lid, van dit wetboek, in het geval dat het gezag wordt beëindigd.
c. indien hij die een minderjarige goederen schenkt of vermaakt, bij de gift, onderscheidenlijk bij de uiterste wilsbeschikking, heeft bepaald dat een ander het bewind over die goederen zal voeren.
Een afwijking is ook mogelijk als een persoon die goederen aan een minderjarige schenkt (gift) of nalaat via een testament (vermaakt bij uiterste wilsbeschikking), daarbij heeft bepaald dat een andere persoon dan de ouder(s) het beheer (bewind) over die specifieke goederen zal voeren.
5. In het laatstbedoelde geval zijn de ouders, of - indien een ouder het gezag alleen uitoefent - die ouder, bevoegd van de bewindvoerder rekening en verantwoording te vragen.
Dit betekent dat in de situatie beschreven onder 4c (waarbij een schenker of erflater een andere bewindvoerder heeft aangesteld), de ouders (of de ouder die alleen het gezag uitoefent) het recht hebben om van die bewindvoerder een overzicht van de financiën en uitleg over het gevoerde beheer (rekening en verantwoording) te eisen.
6. Bij het vervallen van het door de schenker of erflater ingesteld bewind zijn het eerste en tweede lid, onderscheidenlijk het derde lid, van toepassing.
Dit lid stelt dat wanneer het bewind dat door de schenker of erflater was ingesteld (zoals bedoeld in 4c) eindigt (vervalt), de regels uit het eerste en tweede lid (voor gezamenlijk gezag) of het derde lid (voor eenhoofdig gezag) weer van toepassing worden op het beheer van die goederen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:RBROT:2024:8250 - Rechtbank Rotterdam - 20 augustus 2024
ECLI:NL:HR:2021:1246 - Ouderlijk bewind is geen eigendom: grenzen aan conservatoir beslag op derden - 13 september 2021
Het bewind dat ouders voeren over het vermogen van hun minderjarige kind (art. 1:253i BW) betekent niet dat dit vermogen aan de ouders toebehoort. Een overboeking vanaf de rekening van het kind kan daarom niet zonder meer als het 'wegsluizen' van vermogen van de ouders worden aangemerkt.
ECLI:NL:HR:2011:BQ5780 - Voeging benadeelde partij: mondelinge opgave door wettelijk vertegenwoordiger volstaat - 4 juli 2011
De voeging als benadeelde partij in een strafzaak namens een minderjarige is geldig, ook zonder afzonderlijk voegingsformulier. Een mondelinge opgave ter zitting in eerste aanleg door de raadsvrouw van de wettelijk vertegenwoordiger volstaat, conform artikel 51b (oud) Sv.