Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 2. Ouderlijk gezag
§ 2. Het gezag van ouders anders dan na scheiding
Artikel 253c

Artikel 253c (Gezagsverzoek ouder niet eerder gezamenlijk gezag)

Laatste versie

1. De tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, kan de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.

2. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

3. Wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, wordt het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten slechts ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.

4. Wanneer niet in het gezag is voorzien of wanneer een voogd het gezag uitoefent, wordt het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten slechts afgewezen, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

5. Een verzoek om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten als bedoeld in het eerste lid, kan ook door de moeder uit wie het kind is geboren worden gedaan.

Uitleg in duidelijke taal

1. De tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, kan de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.

Dit lid stelt dat de ouder die bevoegd is tot het gezag over het kind, maar die dit gezag nooit gezamenlijk heeft uitgeoefend met de moeder uit wie het kind is geboren, de rechtbank kan verzoeken om ofwel beide ouders gezamenlijk met het gezag te belasten, ofwel de verzoekende ouder alleen met het gezag over het kind te belasten.

2. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:

Dit lid specificeert dat als het verzoek gericht is op het gezamenlijk belasten van de ouders met het gezag, en de andere ouder hier niet mee instemt, het verzoek alleen wordt afgewezen in de volgende gevallen:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen als er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en als het niet te verwachten is dat deze situatie binnen afzienbare tijd voldoende zal verbeteren.

b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Dit betekent dat het verzoek ook wordt afgewezen als afwijzing op een andere manier noodzakelijk is in het belang van het kind.

3. Wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, wordt het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten slechts ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.

Dit lid bepaalt dat indien de andere ouder reeds het gezag over het kind uitoefent, een verzoek van de tot het gezag bevoegde ouder (zoals genoemd in het eerste lid) om alleen met het gezag te worden belast, slechts wordt ingewilligd als de rechtbank oordeelt dat dit wenselijk is in het belang van het kind.

4. Wanneer niet in het gezag is voorzien of wanneer een voogd het gezag uitoefent, wordt het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten slechts afgewezen, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

Dit lid beschrijft de situatie waarin nog niet in het gezag is voorzien, of waarin een voogd het gezag uitoefent. In dat geval wordt een verzoek van de tot het gezag bevoegde ouder (zoals genoemd in het eerste lid) om alleen met het gezag te worden belast, slechts afgewezen indien er gegronde vrees bestaat dat, bij inwilliging van het verzoek, de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

5. Een verzoek om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten als bedoeld in het eerste lid, kan ook door de moeder uit wie het kind is geboren worden gedaan.

Dit lid verduidelijkt dat een verzoek om beide ouders gezamenlijk met het gezag te belasten, zoals omschreven in het eerste lid, ook kan worden gedaan door de moeder uit wie het kind is geboren.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad55x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1513 - Hoge Raad: Bevel tot terugverhuizen ook mogelijk na verkrijgen gezamenlijk gezag

ECLI:NL:HR:2021:151315 oktober 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De rechter kan een ouder bevelen terug te verhuizen, ook als deze is verhuisd met eenhoofdig gezag, zodra er gezamenlijk gezag is vastgesteld (art. 1:253a BW). Ook bij eenhoofdig gezag kan een bevel tot terugverhuizen een passende maatregel zijn op grond van art. 8 EVRM.

Hoge Raad51x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:533

ECLI:NL:HR:2020:53327 maart 2020Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BB9669

ECLI:NL:HR:2008:BB966915 februari 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AT6845

ECLI:NL:HR:2005:AT684528 oktober 2005Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AS7054

ECLI:NL:HR:2005:AS705427 mei 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2008:BF3927

ECLI:NL:HR:2008:BF392712 december 2008Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2006:AV0655

ECLI:NL:HR:2006:AV065528 april 2006Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2006:AV0656

ECLI:NL:HR:2006:AV065628 april 2006Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2022:519

ECLI:NL:HR:2022:5198 april 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BO9548

ECLI:NL:HR:2011:BO954818 februari 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak