Artikel 251b (Gezag moeder en erkenner na erkenning)
1. De moeder en de persoon die een kind heeft erkend oefenen het gezag over hun kind gezamenlijk uit, tenzij:
a. een voogd met de voogdij over het kind is belast; b. de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken; c. de ouder die het gezag heeft, dit gezamenlijk met een ander dan een ouder uitoefent; of d. de erkenner eerder het gezag over het kind heeft uitgeoefend.
2. De moeder oefent het gezag over haar kind alleen uit, indien uit de akte, bedoeld in artikel 203, eerste lid, onderdeel a of b, blijkt dat:
a. de moeder en de erkenner hebben verklaard dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend; of b. de rechtbank vervangende toestemming voor de erkenning heeft verleend als bedoeld in artikel 204, derde en vierde lid.
De ambtenaar van de burgerlijke stand doet onverwijld na de erkenning of, in geval van een erkenning voor de geboorte van het kind, na de aangifte van de geboorte, mededeling aan de griffier van de verklaring, bedoeld onder a, of de erkenning met vervangende toestemming, bedoeld onder b, ter aantekening in het register, bedoeld in artikel 244.
Uitleg in duidelijke taal
1. De moeder en de persoon die een kind heeft erkend oefenen het gezag over hun kind gezamenlijk uit, tenzij:
Dit betekent letterlijk dat de moeder en de persoon die een kind wettelijk als het zijne/hare heeft aanvaard (erkend), in principe samen het gezag over hun kind uitoefenen. Dit is de hoofdregel, maar er zijn uitzonderingen, namelijk wanneer:
a. een voogd met de voogdij over het kind is belast;
Dit houdt in dat het gezamenlijk gezag niet van toepassing is indien er al een voogd is aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de voogdij over het kind draagt.
b. de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken;
Dit betekent dat het gezamenlijk gezag niet geldt als de regeling voor het gezag over het kind niet meer bestaat of weggevallen is.
c. de ouder die het gezag heeft, dit gezamenlijk met een ander dan een ouder uitoefent; of
Dit houdt in dat het gezamenlijk gezag van de moeder en de erkenner niet geldt als de ouder die al gezag uitoefent, dit gezag deelt met iemand anders die niet de andere ouder van het kind is.
d. de erkenner eerder het gezag over het kind heeft uitgeoefend.
Dit betekent dat het gezamenlijk gezag op basis van deze bepaling niet geldt indien de persoon die het kind heeft erkend, in het verleden al het gezag over datzelfde kind heeft gehad.
2. De moeder oefent het gezag over haar kind alleen uit, indien uit de akte, bedoeld in artikel 203, eerste lid, onderdeel a of b, blijkt dat:
Dit lid specificeert situaties waarin de moeder, ondanks de erkenning, alleen het gezag over haar kind uitoefent. Dit is het geval als uit de officiële akte van erkenning (zoals genoemd in artikel 203, eerste lid, onderdeel a of b van het Burgerlijk Wetboek) blijkt dat:
a. de moeder en de erkenner hebben verklaard dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend; of
Dit betekent dat de moeder alleen het gezag heeft als zij en de persoon die het kind heeft erkend, gezamenlijk officieel hebben vastgelegd (verklaard) dat alleen de moeder het gezag zal uitoefenen.
b. de rechtbank vervangende toestemming voor de erkenning heeft verleend als bedoeld in artikel 204, derde en vierde lid.
Dit betekent dat de moeder alleen het gezag heeft indien de rechtbank toestemming heeft gegeven voor de erkenning in plaats van de moeder (vervangende toestemming), zoals omschreven in artikel 204, derde en vierde lid van het Burgerlijk Wetboek. In dat geval wordt het gezag niet automatisch gezamenlijk.
De ambtenaar van de burgerlijke stand doet onverwijld na de erkenning of, in geval van een erkenning voor de geboorte van het kind, na de aangifte van de geboorte, mededeling aan de griffier van de verklaring, bedoeld onder a, of de erkenning met vervangende toestemming, bedoeld onder b, ter aantekening in het register, bedoeld in artikel 244.
Dit legt een administratieve plicht op: de ambtenaar van de burgerlijke stand moet direct (onverwijld) na de erkenning van het kind – of, als het kind al vóór de geboorte is erkend, direct na de geboorteaangifte – de griffier (administratief medewerker van de rechtbank) informeren (mededeling doen). Deze mededeling betreft de verklaring dat de moeder alleen het gezag uitoefent (zoals onder a), of de situatie waarin de erkenning met vervangende toestemming van de rechtbank heeft plaatsgevonden (zoals onder b). Deze informatie wordt vervolgens opgenomen (ter aantekening) in het gezagsregister (bedoeld in artikel 244 van het Burgerlijk Wetboek).