Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 13. Minderjarigheid
Afdeling 3. De raad voor de kinderbescherming
Artikel 238

Artikel 238 (Raad voor de Kinderbescherming)

Laatste versie

1. Er is één raad voor de kinderbescherming.

2. De wet bepaalt de taken en bevoegdheden van de raad voor de kinderbescherming. Deze worden door de raad voor de kinderbescherming namens onze Minister van Justitie uitgevoerd.

3. Ten behoeve van de vervulling van zijn taak houdt de raad zich in ieder geval op de hoogte van de ontwikkeling van de kinderbescherming, bevordert hij de samenwerking met de instellingen van kinderbescherming en jeugdhulpverlening en dient hij op verzoek of uit eigen beweging autoriteiten en instellingen van advies.

4. Zijn bemoeiingen laten de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag van de instellingen van kinderbescherming onverlet.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden de zetel, de werkwijze, voor zover het de samenwerking met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, betreft en de organisatie van de raad geregeld.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. Er is één raad voor de kinderbescherming.

Dit lid stelt vast dat er slechts één centrale instantie is die de naam "raad voor de kinderbescherming" draagt.

2. De wet bepaalt de taken en bevoegdheden van de raad voor de kinderbescherming. Deze worden door de raad voor de kinderbescherming namens onze Minister van Justitie uitgevoerd.

Dit lid geeft aan dat de specifieke taken en bevoegdheden van de raad voor de kinderbescherming in de wet zijn vastgelegd. Verder wordt bepaald dat de raad voor de kinderbescherming deze taken en bevoegdheden uitvoert namens de Minister van Justitie.

3. Ten behoeve van de vervulling van zijn taak houdt de raad zich in ieder geval op de hoogte van de ontwikkeling van de kinderbescherming, bevordert hij de samenwerking met de instellingen van kinderbescherming en jeugdhulpverlening en dient hij op verzoek of uit eigen beweging autoriteiten en instellingen van advies.

Dit lid beschrijft dat de raad, om zijn taak goed te kunnen vervullen, zich minimaal op de hoogte moet houden van de ontwikkelingen op het gebied van kinderbescherming. Daarnaast bevordert de raad de samenwerking met instellingen die actief zijn in de kinderbescherming en jeugdhulpverlening. Ook adviseert de raad autoriteiten en instellingen, zowel als hierom wordt gevraagd als op eigen initiatief.

4. Zijn bemoeiingen laten de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag van de instellingen van kinderbescherming onverlet.

Dit lid waarborgt dat de activiteiten en interventies (bemoeiingen) van de raad voor de kinderbescherming de godsdienstige of levensbeschouwelijke basis (grondslag) van de instellingen van kinderbescherming niet aantasten (onverlet laten).

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden de zetel, de werkwijze, voor zover het de samenwerking met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, betreft en de organisatie van de raad geregeld.

Dit lid stelt dat de vestigingsplaats (zetel), de manier van werken (werkwijze) – met name de samenwerking met de gecertificeerde instelling zoals genoemd in artikel 1.1 van de Jeugdwet – en de interne structuur (organisatie) van de raad voor de kinderbescherming worden vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur.