Artikel 200 (Ontkenning vaderschap huwelijk partnerschap erkenning)
1. Het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap kan, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, worden ontkend:
a. door de vader of de moeder van het kind; b. door het kind zelf.
2. De vader of moeder kan het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap niet ontkennen, indien de man vóór het huwelijk of geregistreerd partnerschap heeft kennis gedragen van de zwangerschap.
3. De vader of moeder kan het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap evenmin ontkennen, indien de man heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de vader, indien de moeder hem heeft bedrogen omtrent de verwekker.
5. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door de moeder bij de rechtbank ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind. Een zodanig verzoek wordt door de vader ingediend binnen een jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind.
6. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door het kind bij de rechtbank ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap kan, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, worden ontkend:
Dit betekent dat het vaderschap, zoals vastgesteld op basis van artikel 199, onder a (vaderschap door huwelijk of geregistreerd partnerschap met de moeder ten tijde van de geboorte) en artikel 199, onder b (vaderschap door erkenning van het kind door de man), kan worden ontkend. De reden voor deze ontkenning moet zijn dat de man niet de biologische vader van het kind is.
a. door de vader of de moeder van het kind;
Dit houdt in dat de ontkenning van het vaderschap kan worden gedaan door de juridische vader of door de moeder van het kind.
b. door het kind zelf.
Dit betekent dat het kind zelf ook het vaderschap kan ontkennen.
2. De vader of moeder kan het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap niet ontkennen, indien de man vóór het huwelijk of geregistreerd partnerschap heeft kennis gedragen van de zwangerschap.
Dit lid stelt dat de vader of de moeder het vaderschap (zoals bedoeld in artikel 199, onder a en b) niet kan ontkennen als de man al vóór het aangaan van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap wist van de zwangerschap.
3. De vader of moeder kan het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap evenmin ontkennen, indien de man heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
Dit lid voegt toe dat de vader of moeder het vaderschap (zoals bedoeld in artikel 199, onder a en b) ook niet kan ontkennen als de man heeft ingestemd met een handeling die mogelijk tot de verwekking van het kind heeft geleid (bijvoorbeeld kunstmatige inseminatie).
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de vader, indien de moeder hem heeft bedrogen omtrent de verwekker.
Dit lid bepaalt dat de beperkingen genoemd in het tweede en derde lid niet gelden voor de vader, als de moeder hem heeft misleid over wie de biologische vader (de verwekker) van het kind is.
5. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door de moeder bij de rechtbank ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind. Een zodanig verzoek wordt door de vader ingediend binnen een jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind.
Dit lid beschrijft de termijnen voor het indienen van een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning bij de rechtbank. De moeder moet dit verzoek indienen binnen één jaar na de geboorte van het kind. De vader moet een dergelijk verzoek indienen binnen één jaar nadat hij erachter is gekomen dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is.
6. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door het kind bij de rechtbank ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Dit lid stelt de termijn voor het kind om een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning in te dienen bij de rechtbank. Dit moet gebeuren binnen drie jaar nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Als het kind hier tijdens zijn minderjarigheid achter komt, kan het verzoek worden ingediend tot uiterlijk drie jaar nadat het kind meerderjarig is geworden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:BZ3641
ECLI:NL:HR:2018:147 - Anticiperende Toepassing Haags Volwassenenbeschermingsverdrag 2000 en Procesonbekwaamheid
De Hoge Raad aanvaardt anticiperende toepassing van het niet-geratificeerde Haags Volwassenenbeschermingsverdrag 2000. Een Spaanse 'tutela' wordt erkend en de vraag of voor het voeren van een procedure in Nederland rechterlijke machtiging nodig is, wordt beantwoord naar Nederlands recht (lex fori executionis).