Artikel 153 (Billijke voorziening verlies nabestaandenuitkering)
1. Indien als gevolg van de verzochte echtscheiding een bestaand vooruitzicht op uitkeringen aan de andere echtgenoot na vooroverlijden van de echtgenoot die het verzoek heeft gedaan zou teloorgaan of in ernstige mate zou verminderen, en de andere echtgenoot deswege tegen dat verzoek verweer voert, kan deze niet worden toegewezen voordat daaromtrent een voorziening is getroffen die, gelet op de omstandigheden van het geval, ten opzichte van beide echtgenoten billijk is te achten. De rechter kan daartoe een termijn stellen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. indien redelijkerwijs te verwachten is dat de andere echtgenoot zelf voor dat geval voldoende voorzieningen kan treffen; b. indien de duurzame ontwrichting van het huwelijk in overwegende mate te wijten is aan de andere echtgenoot.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien als gevolg van de verzochte echtscheiding een bestaand vooruitzicht op uitkeringen aan de andere echtgenoot na vooroverlijden van de echtgenoot die het verzoek heeft gedaan zou teloorgaan of in ernstige mate zou verminderen, en de andere echtgenoot deswege tegen dat verzoek verweer voert, kan deze niet worden toegewezen voordat daaromtrent een voorziening is getroffen die, gelet op de omstandigheden van het geval, ten opzichte van beide echtgenoten billijk is te achten. De rechter kan daartoe een termijn stellen.
Dit lid bepaalt dat als door de gevraagde echtscheiding een al bestaand uitzicht (vooruitzicht) op toekomstige betalingen (uitkeringen) voor de andere echtgenoot – die deze zou ontvangen na het overlijden (na vooroverlijden) van de echtgenoot die de echtscheiding heeft aangevraagd (de echtgenoot die het verzoek heeft gedaan) – verloren zou gaan (zou teloorgaan) of ernstig zou afnemen (in ernstige mate zou verminderen), én als de andere echtgenoot om die reden (deswege) bezwaar maakt (verweer voert) tegen dat echtscheidingsverzoek, de echtscheiding niet kan worden uitgesproken (toegewezen). Dit is pas mogelijk nadat er een regeling (voorziening) over deze kwestie (daaromtrent) is gemaakt (getroffen). Deze regeling moet, na overweging van alle specifieke omstandigheden van de situatie (gelet op de omstandigheden van het geval), als redelijk en eerlijk (billijk is te achten) worden beschouwd voor beide echtgenoten. De rechter heeft de bevoegdheid om hiervoor een specifieke periode (een termijn) vast te stellen (kan daartoe een termijn stellen).
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
Dit betekent dat de regel zoals beschreven in het eerste lid niet geldt in de volgende situaties:
a. indien redelijkerwijs te verwachten is dat de andere echtgenoot zelf voor dat geval voldoende voorzieningen kan treffen;
Dit betekent: als het aannemelijk is (redelijkerwijs te verwachten is) dat de andere echtgenoot (degene die door de echtscheiding het vooruitzicht op uitkeringen dreigt te verliezen) zelf voor die situatie (voor dat geval) genoeg maatregelen (voldoende voorzieningen) kan nemen (kan treffen).
b. indien de duurzame ontwrichting van het huwelijk in overwegende mate te wijten is aan de andere echtgenoot.
Dit betekent: als de blijvende, ernstige verstoring (duurzame ontwrichting) van het huwelijk voor het grootste deel (in overwegende mate) de schuld is van (te wijten is aan) de andere echtgenoot (de echtgenoot die zich op het verlies van uitkeringen beroept en verweer voert).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:636 - Hoge Raad - 6 april 2017
ECLI:NL:RBNHO:2024:5264 - Rechtbank Noord-Holland - 28 mei 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:9386 - Rechtbank Rotterdam - 22 januari 2024
ECLI:NL:HR:2023:949 - Pensioenverweer onder curatele gestelde vereist toestemming van de curator - 22 juni 2023
Een onder curatele gestelde is onbekwaam om zelfstandig het pensioenverweer (art. 1:153 BW) te voeren in een echtscheidingsprocedure. Omdat dit verweer zuiver vermogensrechtelijk is en geen familierechtelijke handeling, is voor het voeren ervan, en dus ook voor cassatieberoep hierover, toestemming van de curator vereist.